In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over belastingaanslagen en de ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende, een handelaar in gebruikte vrachtauto's. De zaak betreft de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2009 en 2010, alsook de naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) voor de jaren 2007 tot en met 2009. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de ambtshalve opgelegde aanslagen, maar de Inspecteur verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk. De rechtbank Gelderland had eerder de uitspraken van de Inspecteur bevestigd, waarop belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de bezwaarschriften tegen de aanslagen IB/PVV 2009 en 2010 en de naheffingsaanslag OB buiten de wettelijke termijn zijn ingediend. Belanghebbende had verklaard niet op de hoogte te zijn gesteld van de aanslagen door de curator, maar het Hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig, gezien het faillissementsverslag dat melding maakte van een bespreking met de Belastingdienst. Het Hof concludeerde dat belanghebbende tijdens de faillissementsperiode op de hoogte was van de aanslagen en dat de termijnoverschrijdingen niet verschoonbaar waren.
Daarnaast oordeelde het Hof dat de verzoeken tot ambtshalve vermindering van de aanslagen niet voor bezwaar vatbaar waren en dat de rechtbank zich terecht onbevoegd had verklaard. Het verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2010 werd afgewezen omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan. Het Hof bevestigde de uitspraken van de rechtbank en verklaarde de hoger beroepen ongegrond.