In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen buren over de plaatsing van een beveiligingscamera. De appellanten, bewoners van [a-straat] 6 -1 te [A], hebben in eerste aanleg bij de rechtbank Overijssel gevorderd dat de geïntimeerden, hun buren, een camera die gericht is op hun toegangspad zouden verwijderen. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, wat de appellanten heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de appellanten hun grieven hebben ingediend. De kern van het geschil draait om de vraag of de camera een onrechtmatige inbreuk op de privacy van de appellanten vormt. De appellanten stellen dat zij continu gefilmd worden wanneer zij hun woning betreden of verlaten, wat hun woonplezier ernstig aantast. De geïntimeerden, aan de andere kant, verdedigen het gebruik van de camera als noodzakelijk voor hun gevoel van veiligheid, vooral gezien de handicap van de heer [geïntimeerde1].
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de camera niet meer opneemt dan wat met het blote oog zichtbaar is en dat de belangen van de geïntimeerden bij het gebruik van de camera, ter bescherming van hun woning, zwaarder wegen dan de privacy-inbreuk die de appellanten ervaren. De camera is niet gericht op de woning van de appellanten en de inbreuk op hun privacy is volgens het hof niet disproportioneel.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 311,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris voor de advocaat. Het arrest is uitgesproken op 1 augustus 2017.