ECLI:NL:GHARL:2017:6631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
200.208.219/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland; beoordeling van de noodzaak en gevolgen voor de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar het buitenland met haar kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. Begthel, verzocht het hof om toestemming om met haar kinderen, [kind 1] en [kind 2], naar [land] te verhuizen. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.P.L.M. Buijsrogge, verzet zich tegen deze verhuizing en vraagt het hof om het hoger beroep van de moeder af te wijzen.

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2016, waarin de verzoeken van de moeder tot verhuizing en het vaststellen van een zorgregeling zijn afgewezen. De moeder stelt dat er een economische noodzaak is voor de verhuizing, omdat haar nieuwe partner werk heeft aangeboden in [land]. De vader betwist deze noodzaak en wijst op het belang van de kinderen om regelmatig contact met hem te hebben.

Het hof overweegt dat, hoewel de wens van de moeder om te verhuizen begrijpelijk is, de noodzaak van de verhuizing onvoldoende is aangetoond. De moeder heeft niet voldoende alternatieven onderzocht en de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen zijn aanzienlijk. Het hof benadrukt het belang van de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding van de kinderen en de continuïteit van hun zorgregeling. Uiteindelijk besluit het hof om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.208.219
(zaaknummer rechtbank Gelderland 308188)
beschikking van 1 augustus 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. Begthel te Houten,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 oktober 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 januari 2017;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Beghtel van 23 juni 2017 met productie 3.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 juli 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker raad] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is op 30 december 2013 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren op [geboortdatum kind 1] te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] te [geboorteplaats] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Partijen zijn in het ouderschapsplan overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en dat zij gedurende eenmaal per twee weken een weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur evenals de helft van de zomervakantie en de helft van de kerstvakantie bij de vader verblijven. Overige vakanties en feestdagen worden in overleg tussen ouders verdeeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de door de moeder verzochte vervangende toestemming om met [kind 1] en [kind 2] naar [land] te verhuizen.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover thans van belang, de verzoeken van de moeder tot verlening van vervangende toestemming om met de kinderen naar [land] te verhuizen en tot vaststelling van een zorgregeling tussen de kinderen en de vader, afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op de vervangende toestemming voor de verhuizing.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar toestemming te verlenen om met [kind 1] en [kind 2] naar [plaats] [land] te verhuizen en een zorgregeling tussen de kinderen en de vader vast te stellen zoals omschreven in productie 2 bij het beroepschrift, alsmede eenmaal per week contact via skype.
4.3
De vader verweert zich hiertegen en verzoekt het hof het door de moeder ingestelde hoger beroep af te wijzen en naar het hof begrijpt de bestreden beschikking voor zover thans van belang te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
De moeder stelt dat het geschil zich toespitst op de vraag of zij voldoende alternatieven heeft geboden en maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten en/of te compenseren. De moeder vindt dat dit het geval is en stelt hiertoe dat zij inmiddels een uitgebreidere zorgregeling heeft aangeboden waarbij de vader en de kinderen elkaar om de vier tot zes weken zien en waarbij de moeder de helft van de reiskosten wil voldoen, dat de vader telefonisch en via Skype contact met de kinderen kan onderhouden en dat de moeder de vader zeer regelmatig foto’s van de kinderen zal sturen en hem volledig op de hoogte zal houden van de kinderen. De moeder wijst er in dat kader op dat de vader tot voor kort buiten de reguliere contactregeling nauwelijks tot geen bemoeienis had met de kinderen en dat de betrokkenheid van de vader bij de dagelijkse gang van zaken met betrekking tot de kinderen door de verhuizing derhalve niet of nauwelijks zal worden beperkt.
Voor zover de noodzaak van de verhuizing wordt betwist stelt de moeder verder dat haar nieuwe partner, met wie zij inmiddels is gehuwd, bij [bedrijf] een specifiek beroep heeft in spoorwegvernieuwingen en dat Prorail, via welke onderneming de werkzaamheden aan het spoor in Nederland is geregeld, bezuinigingen doorvoert waardoor er minder werk voor [bedrijf] en dus voor haar nieuwe partner is. De nieuwe partner heeft in het kader van een reorganisatie bij [bedrijf] ervoor gekozen met behoud van arbeidsvoorwaarden over te stappen naar [land] . In [land] is meer dan in Nederland vraag naar de specifieke kennis en ervaring van de nieuwe partner. De nieuwe partner zal in principe in [gebied] werkzaam zijn.
Volgens de moeder is de situatie bij met [bedrijf] vergelijkbare bedrijven hetzelfde en zou haar partner van beroep moeten wisselen om in Nederland werkzaam te kunnen blijven; daarin wilde [bedrijf] hem niet begeleiden.
Verder stelt de moeder dat zij haar kansen op de arbeidsmarkt in [land] reeds heeft onderzocht.
De communicatie tussen partijen gaat redelijk goed; overleg is mogelijk. Partijen werken eraan bij [instelling] .
De moeder stelt nog geen definitieve beslissing te hebben genomen over de verhuizing naar [land] .
5.6
De vader voert aan dat het geschil niet beperkt is tot de vraag of de moeder voldoende alternatieven heeft geboden en maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten en/of te compenseren, maar dat andere belangen en omstandigheden ook nog een rol spelen, waaronder het onderwijssysteem in [land] , de noodzaak om te verhuizen en de mate waarin de moeder haar verhuizing heeft voorbereid. De reden van de verhuizing is dat de nieuwe partner van de moeder een kans kreeg om naar [land] te verhuizen. De moeder heeft niet onderbouwd dat haar partner in Nederland geen ander werk zou kunnen vinden. De noodzaak voor de verhuizing ontbreekt volgens de vader.
Volgens de vader gaat de moeder door met de kinderen naar [land] te willen verhuizen voorbij aan het belang van de kinderen dat zij op regelmatige basis contact hebben met hem als vader. De vader stelt dat hij een betrokken vader is die ook buiten de zorgregeling contact heeft met de kinderen en dat hij de indruk heeft dat de moeder zijn rol als vader wil minimaliseren en dat de moeder hem als vader diskwalificeert. De vader vreest dat bij een verhuizing naar [land] de nieuwe partner van de moeder zijn rol als vader zal overnemen en dat het ouderlijk gezag zal worden uitgehold. Hij vindt de voorgestelde zorgregeling niet regelmatig, te kort, te belasten en onrustig voor hem en de kinderen. Hij vindt daarbij dat de moeder niet van hem mag verlangen dat hij drie keer voor een korte tijd naar [land] reist om de kinderen te zien. Hierin gaat de vrouw voorbij aan de aanzienlijke kosten die dat met zich brengt. Daarbij zijn spontane contactmomenten niet meer mogelijk. Telefoon- en Skypecontact zijn niet vergelijkbaar met fysiek contact. De vader is vreest verder voor de ontwikkeling van de Nederlandse taal van met name [kind 2] die nog moet leren lezen en schrijven.
De ouders werken momenteel bij [instelling] aan de verbetering van hun communicatie.
5.7
De raad brengt ter zitting naar voren dat een verhuizing naar [land] een grote impact heeft op de kinderen maar dat het voor hen niet onoverkomelijk is. Bij jonge kinderen is echter het contact met beide ouders van essentieel belang. De vader maakt momenteel een belangrijk deel uit van het leven van de kinderen en dat zal bij een verhuizing naar [land] minder worden; de betrokkenheid bij de dagelijkse zorg en de regelmaat en vanzelfsprekendheid verdwijnt. Daarbij zal het beeld dat de kinderen van de vader hebben naar de achtergrond geraken, te meer nu zij bij een verhuizing zullen opgroeien in twee verschillende werelden die ver van elkaar liggen. De familiebanden zullen vervagen.
De raad voert verder aan dat het reizen voor de kinderen belastend is en belastender zal worden naarmate ze ouder worden en in [land] een eigen sociaal leven hebben opgebouwd.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Alhoewel de wens van de moeder om te verhuizen naar [plaats] in [land] om daar een gezinsleven met haar partner en [kind 1] en [kind 2] op te bouwen legitiem en begrijpelijk is, leidt een afweging van alle belangen er niet toe, dat aan de moeder vervangende toestemming kan worden verleend om met de kinderen te verhuizen. Met name de noodzaak van de verhuizing is onvoldoende komen vast te staan. De moeder heeft ervoor gekozen om haar nieuwe partner te steunen in de mogelijkheid om zijn werkzaamheden in [land] voort te zetten. Die persoonlijke keuze valt te respecteren, maar van een (economische) noodzaak van die keuze is niet gebleken. De moeder stelt dat het voor haar partner na de reorganisatie bij [bedrijf] vanwege zijn specifieke beroep niet mogelijk is om een baan in Nederland te vinden, maar de mogelijke alternatieven heeft de moeder naar het oordeel van het hof niet voldoende onderzocht althans heeft de moeder, bij gemotiveerde betwisting door de vader, onvoldoende onderbouwd dat er geen alternatieven zijn. De moeder heeft haar stellingen dat haar partner om in Nederland werkzaam te blijven van beroep zou moeten wisselen en dat [bedrijf] daaraan haar medewerking niet wilde verlenen niet onderbouwd. In dit kader acht het hof het voorts van belang dat de moeder ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat haar partner zich reeds geruime tijd aangetrokken voelde tot [land] en dat hij het aanbod zag als een kans. Ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder verder verklaard dat het project waarbinnen haar partner in [land] werkzaam was – op wat nawerk na – is geëindigd, dat hij zijn kennis momenteel inzet voor een project in [land 2] (waarbij het niet zijn plan is om daarheen te gaan) alsmede dat haar partner in de toekomst niet alleen in [land] maar in [gebied] werkzaam zal zijn, waarbij week op week af projecten of ‘acht om zes’ projecten tot de mogelijkheden behoren. Een volgende verhuizing – naar een ander land – acht het hof gelet daarop niet uitgesloten, althans het ontstaan van een situatie waarin de partner niet structureel in het gezin aanwezig is, welke situatie ook in Nederland tot de mogelijkheden behoort.
Dat er in [land] sprake zal zijn van stabiel gezinsverband waarbij de moeder en haar partner beide zorgtaken en werk delen, zoals de moeder schetst, staat voor het hof vooralsnog onvoldoende vast. Daarbij komt dat de moeder en haar partner – die zelf geen kinderen heeft – elkaar eerst in mei 2014 hebben ontmoet en dat zij in Nederland nauwelijks hebben samengewoond althans als gezin met de kinderen hebben gefunctioneerd en de partner reeds sinds 1 april 2016 woonachtig is in [land] .
5.9
Voorts overweegt het hof dat de moeder evenmin voldoende aannemelijk heeft gemaakt de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid met het oog op het belang van de kinderen om zoveel mogelijk in hun vertrouwde (sociale) omgeving te blijven en met het oog op de continuïteit van de zorgregeling ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] . Gebleken is dat de vader een betrokken vader is. Het hof is met de raad van oordeel dat het behoud en verder opbouwen van het contact tussen de kinderen en de vader mede gelet op de nog jonge leeftijd van de kinderen van essentieel belang is voor de hechting aan de vader evenals voor het vormen van een beeld van de vader en het ontwikkelen en uitbouwen van hun band. Alhoewel de moeder een redelijke compensatie heeft geboden voor de bestaande zorgregeling zal de regelmaat en vanzelfsprekendheid daarvan verdwijnen evenals de mogelijkheid om spontaan contact met elkaar te hebben. Daarbij zullen contacten met familieleden vervagen.
Verder acht het hof van belang dat de ontwikkeling van de Nederlandse taal zich bij met name [kind 2] nog in een beginstadium bevindt – hij moet nog leren lezen en schrijven – en door de verhuizing naar [land] mogelijkerwijs achterblijft. In het verlengde hiervan overweegt het hof dat, alhoewel de moeder onderzoek heeft gedaan naar het schoolsysteem in [land] , zij geen toelatingsbewijs heeft overgelegd van de beoogde school voor het geval de kinderen naar [land] zouden verhuizen. De moeder heeft, bij betwisting door de vader, evenmin onderbouwd wat haar kansen op de [land] arbeidsmarkt zijn.
5.1
Het hof is van oordeel dat het feit dat ouders werken aan de verbetering van hun communicatie een positieve ontwikkeling is en vertrouwt erop dat deze in het belang van de kinderen zal worden gecontinueerd.
5.11
Uit het voorgaande volgt dat het hof, met de rechtbank, van oordeel is dat de verzoeken van de moeder – zij het op andere gronden – moeten worden afgewezen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 oktober 2016;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.H. Schulten, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck en is op 1 augustus 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.