ECLI:NL:GHARL:2017:686

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
200.205.392
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzonder curator in een geschil over omgangsregelingen tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator. De vader en moeder zijn gescheiden en hebben samen twee kinderen. De vader verzoekt het hof om een bijzonder curator te benoemen, omdat hij vreest dat de moeder hem uit het leven van de kinderen wil bannen. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat er geen strijd is tussen haar belangen en die van de kinderen. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland in acht genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2017 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vader heeft zijn verzoek toegelicht en benadrukt dat een bijzonder curator kan helpen bij het herstel van het contact met de kinderen. De moeder heeft echter aangevoerd dat er geen belangenconflict is en dat de benoeming van een bijzonder curator alleen maar extra druk op het gezin zal leggen.

Het hof heeft overwogen dat er ernstige geschillen zijn tussen de ouders over de omgang met de kinderen, maar dat dit niet automatisch betekent dat de belangen van de moeder in strijd zijn met die van de kinderen. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat zij hun vader leren kennen, maar dat de moeder op dit moment niet in staat is om dit te bevorderen. Daarom is het hof van oordeel dat de benoeming van een bijzonder curator niet noodzakelijk is en heeft het verzoek van de vader afgewezen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, waarbij het hof de belangen van de kinderen en de huidige situatie van de moeder in overweging heeft genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.205.392
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 337208)
beschikking van 31 januari 2017
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.M. van Wijngaarden te Rotterdam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.W.M. Splinter te Huizen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 mei 2013, 9 april 2014, 14 januari 2015, 11 december 2015 en 9 september 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 december 2016;
- het verweerschrift inzake de benoeming van een bijzondere curator.
2.2
De mondelinge behandeling in de zaak betreffende de benoeming van een bijzonder curator heeft op 9 januari 2017 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vader is tevens bijgestaan door [A] , tolk. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het huwelijk van de vader en de moeder dat in Marokko is voltrokken, zijn geboren:
- [kind 1] , op [geboortedatum] 2007, te [geboorteplaats] , Denemarken, en
- [kind 2] , op [geboortedatum] 2009, te [geboorteplaats] , Denemarken.
3.2
Tussen partijen is de echtscheiding uitgesproken bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011. Deze beschikking is op 6 augustus 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
De moeder heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De vader heeft de Marokkaanse nationaliteit.
3.4
Bij de bestreden beschikking van 9 september 2016 heeft de rechtbank, de (aanvullende) verzoeken van de vader, waaronder het verzoek een bijzonder curator te benoemen, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 september 2016. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling dan wel onder meer de benoeming van een bijzonder curator en de benoeming van een mediator als deskundige toe te wijzen, althans de raad in dit verband onderzoek te laten doen, althans zodanig te beslissen als het hof juist acht.
4.2
Het hof heeft het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator afgesplitst van die overige verzoeken in hoger beroep. Deze overige verzoeken komen bij dit hof aan de orde in de zaak 200.205.389. In deze beschikking zal alleen worden beslist op het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator.
4.3
De moeder voert verweer. Zij verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om benoeming van een bijzonder curator op de voet van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW), althans zijn verzoek als ongegrond af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:250 BW benoemt de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
5.2
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn verzoek om een bijzonder curator te benoemen toegelicht. Een bijzonder curator, bijvoorbeeld een orthopedagoog, kan naar mening van de vader een meerwaarde hebben om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om tot herstel van het contact tussen de vader en de kinderen te komen. Nu het rapport van de raad al drie jaar oud is, kan de te benoemen bijzonder curator vanuit zijn eigen professie onderzoeken wat in het belang van de kinderen is en welke mogelijkheden er zijn om tot enige opbouw van het contactherstel te komen.
De vader vreest dat de moeder hem uit het leven van de kinderen wil bannen. Hij begrijpt dat het voor de moeder moeilijk kan zijn om hem toe te laten in het leven van de kinderen, mede vanwege het beeld dat de moeder heeft van de relatie van partijen destijds, in welk beeld de vader zich overigens niet herkent. Het is in het belang van de kinderen dat zij hun vader leren kennen en de mogelijkheid krijgen een band met hem op te bouwen, aldus de toelichting van de vader ter zitting.
5.3
De moeder heeft aangevoerd dat een benoeming van een bijzonder curator op de voet van artikel 1:250 BW slechts kan plaatsvinden indien de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarigen. De moeder is alleen belast met het gezag over de kinderen en er is geen sprake van enige strijd tussen de moeder en de kinderen. De moeder stelt voorts dat de kinderen niet klem of verloren zitten in een loyaliteitsconflict. De kinderen kennen de vader niet, althans niet bewust. De benoeming van een bijzonder curator zal alleen maar extra belasting geven en de druk op het gezin van de moeder en de kinderen vergroten. De moeder kan deze extra belasting niet aan zoals ook blijkt uit hetgeen de rechtbank in de bestreden beschikking heeft overwogen ten aanzien van de stress die de moeder ervaart in verband met onderhavige procedures.
5.4
Het hof is van oordeel dat tussen de vader en de moeder ernstige geschillen zijn ontstaan over de totstandkoming van omgang tussen de vader en de kinderen. Daaruit vloeit nog niet zonder meer voort dat het belang van de moeder, die alleen met het gezag over de kinderen is belast, in strijd is met de belangen van de kinderen en dat benoeming van een bijzonder curator in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Uiteraard is het in het belang van de kinderen dat zo mogelijk, gegeven de omstandigheden, herstel van het contact met hun vader plaatsvindt. Het is aan de moeder om dit belang te dienen door de ontwikkeling van de banden van de kinderen met hun vader te bevorderen. Het hof moet evenwel ervan uitgaan dat de moeder daartoe op dit moment nog niet in staat is, hetgeen de vader ook erkent. Het is niet in het belang van de kinderen dat de moeder door de benoeming van een bijzonder curator zodanige druk ervaart dat zij minder goed in staat zal zijn haar plicht tot verzorging en opvoeding van de kinderen te vervullen. Het hof oordeelt dat benoeming van een bijzonder curator, mede gelet op de aard van de belangen van de kinderen, op dit moment niet in hun belang noodzakelijk is. Daarbij komt dat de vader de benoeming van een orthopedagoog tot bijzonder curator vooral nodig acht opdat deze onderzoek kan verrichten naar de mogelijkheden voor contactherstel. Het hof is van oordeel dat een dergelijk onderzoek, indien nodig, niet door een bijzonder curator moet worden verricht, die alleen de belangen van de kinderen en niet die van de andere belanghebbenden in dit geschil behartigt. Het hof zal het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator dan ook afwijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 september 2016, voor zover daarbij het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator is afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.H.H.A. Moes, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 31 januari 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.