ECLI:NL:GHARL:2017:708

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
200.195.323/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betaald griffierecht en afwijzing beroep op hardheidsclausule

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.W.J.M. van der Meer, en [geïntimeerde], h.o.d.n. Leanwurk Bakker. In eerste aanleg heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland op 2 december 2015 en 13 april 2016 vonnissen gewezen. [Appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen, maar heeft het griffierecht niet tijdig voldaan. De betalingstermijn was vastgesteld op 1 november 2016, maar de betaling vond pas plaats op 29 november 2016.

De advocaat van [appellant] heeft verzocht om toepassing van de hardheidsclausule, omdat er een fout in de financiële administratie zou zijn gemaakt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat de niet-tijdige betaling het gevolg was van een menselijke fout binnen de risicosfeer van [appellant]. De advocaat had eerder moeten reageren op de aanmaningen en de vermeldingen in het roljournaal.

Het hof heeft vervolgens [geïntimeerde] van de instantie ontslagen en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op nihil. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.195.323/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4625282 \ CV EXPL 15-12692)
arrest van 31 januari 2017 in de zaak van
[appellant], h.o.d.n. [appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
in eerste aanleg: gedaagde,
advocaat: mr. M.W.J.M. van der Meer, kantoorhoudend te Bolsward,
tegen
[geïntimeerde], h.o.d.n. Leanwurk Bakker,
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 2 december 2015 en 13 april 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 16 juni 2016 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van voormelde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 4 oktober 2016. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.2
Op de eerst dienende dag is [geïntimeerde] niet verschenen en is tegen hem verstek verleend.
2.3
Het door [appellant] verschuldigde griffierecht diende uiterlijk op 1 november 2016 te zijn betaald. Daarna is de zaak overeenkomstig art. 2.3.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) naar de rol van 15 november 2016 verwezen wegens het niet betalen van het griffierecht. In het roljournaal is daarbij tevens vermeld dat de betalingstermijn is verlengd (tot 15 november 2016) in verband met achterstanden in de verwerking bij het LDCR (Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak).
2.4
Nadat op de rol van 15 november 2016 is vastgesteld dat het griffierecht alsnog niet is voldaan, is de zaak naar de rol van 29 november 2016 verwezen voor uitlating hardheidsclausule/ instellen incidenteel appel.
2.5
De nota voor het griffierecht is verzonden op 5 oktober 2016. Een eerste aanmaning is verzonden op 11 november 2016, gevolgd door een tweede aanmaning op 25 november 2016.
2.6
[appellant] heeft het van hem geheven griffierecht van € 314,- voldaan op 29 november 2016.
2.7
De advocaat van [appellant] heeft zich bij faxbericht van 28 november 2016 uitgelaten over de reden van de niet tijdige betaling en daarbij verzocht toepassing te geven aan de in art. 127a lid 3 Rv neergelegde hardheidsclausule.
2.8
Ten slotte is arrest bepaald, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge art. 127a lid 2 Rv, in samenhang met art. 353 Rv, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie indien de eisende partij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, met veroordeling van de eisende partij in de kosten. Op grond van art. 127a lid 3 Rv laat de rechter toepassing van het tweede lid geheel of ten dele buiten toepassing indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2
De advocaat van [appellant] heeft als reden voor de niet tijdige betaling aangevoerd dat in zijn financiële administratie per abuis 1 december 2016 als uiterste betaaldatum is ingevoerd. Namens [appellant] wordt verzocht om geen gevolgen te verbinden aan het niet tijdig voldoen van het griffierecht, te meer omdat de wederpartij hierdoor niet in haar belangen is geschaad.
3.3
De hardheidsclausule is blijkens de parlementaire geschiedenis onder meer bedoeld voor situaties dat de betaling wel tijdig is verricht door de desbetreffende partij, maar als gevolg van administratieve of technische storingen bij de bankinstelling of het gerecht te laat op de juiste plek is aangekomen. Uit de stellingen van de advocaat van [appellant] volgt dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet, maar dat sprake is van een menselijke fout, die heeft plaatsgevonden in de risicosfeer van [appellant] (vgl. HR 4 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4182). Een alerte reactie op de vermeldingen in het roljournaal d.d. 1 november 2016 en 15 november 2016 had een en ander kunnen voorkomen. Ook een prompte reactie op de op 11 november 2016 verzonden aanmaning had nog tot een tijdige betaling kunnen leiden. Nu dit niet is gebeurd, is het hof van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden die met toepassing van de hardheidsclausule aanleiding geven tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van art. 127a lid 2 Rv. Of de belangen van de wederpartij al dan niet zijn geschonden, speelt bij deze beoordeling geen rol.
3.4
Met toepassing van art. 127a lid 2 Rv zal [geïntimeerde] dan ook van de instantie worden ontslagen en zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (nihil).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
ontslaat [geïntimeerde] van de instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. H. de Hek en mr. L. Groefsema, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 januari 2017.