Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker, verder te noemen: verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzoeker die de schorsing van de executeur wilde aanvragen. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.W.H. Timmermans, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter, dat op 3 maart 2017 was afgewezen. De verzoeker wilde dat de executeur, die door de erflater was benoemd in diens testament, werd geschorst en dat een waarnemend executeur werd benoemd. De executeur, vertegenwoordigd door mr. K. Croezen, verzocht om afwijzing van het verzoek en om veroordeling in de kosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 augustus 2017 zijn beide partijen verschenen, evenals een belanghebbende. Het hof heeft de procedure en de ingediende stukken beoordeeld. Het hof oordeelde dat op grond van artikel 676a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tegen beschikkingen inzake schorsing van een executeur geen andere voorziening dan cassatie in het belang der wet openstaat. Aangezien er geen doorbrekingsgrond voor het appelverbod was gesteld of gebleken, heeft het hof de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
De beslissing van het hof is op 22 augustus 2017 in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.H.H.A. Moes betrokken waren. De zaak betreft civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, met betrekking tot de rol van de executeur in een nalatenschap.