ECLI:NL:GHARL:2017:7429

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
200.218.779/01 en 200.218.779/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarigen naar het buitenland en de gevolgen voor de zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder en de vader met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen en de toestemming voor verhuizing naar Zwitserland. De moeder, verblijvende in Zwitserland, verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar Zwitserland te verhuizen, terwijl de vader zich hiertegen verzette en verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 5 april 2017, waarin de verzoeken van de vader deels werden toegewezen.

Het hof heeft de minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening te geven over de zaak. De kinderen gaven aan de verhuizing naar Zwitserland te willen, maar het hof oordeelde dat de noodzaak van de verhuizing niet voldoende was onderbouwd. De moeder had niet aangetoond dat de verhuizing in het belang van de kinderen was, en de zorgen over de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de relatie met de vader waren niet weggenomen. Het hof benadrukte het belang van een stabiele leefomgeving voor de kinderen en de noodzaak van goede communicatie tussen de ouders.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen. De vader's verzoek om wijziging van de hoofdverblijfplaats en kinderalimentatie werd eveneens afgewezen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing werd genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen en de noodzaak om de zorgregeling te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.218.779/01 & 200.218.779/02
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland: C/16/433101 / FL RK 17-333 & C/16/434633 / FL RK 17-506)
beschikking van 22 augustus 2017
inzake
[verzoekster],
verblijvende te Zwitserland dan wel [A] dan wel elders,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Lucas te Lelystad,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.E. Schepers te [B] .

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie
Almere, van 5 april 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.2. Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens schorsingsverzoek met productie(s), ingekomen op 5 juli 2017;
- het verweerschrift tevens incidenteel appel met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Lucas van 17 juli 2017 met productie(s);
- het verweerschrift tegen het incidenteel appel met productie(s).
2.2
De hierna genoemde minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn door het hof in de gelegenheid gesteld hun mening te geven over de zaak. [de minderjarige1] heeft schriftelijk van deze gelegenheid gebruik gemaakt en [de minderjarige2] is op 1 augustus 2017 gehoord door een raadsheer-commissaris.
2.3
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak en het schorsingsverzoek heeft (gelijktijdig) plaatsgevonden op 3 augustus 2017. Partijen en hun advocaten zijn daarbij verschenen. Voorts is de heer [C] verschenen namens de raad voor de kinderbescherming in het kader van zijn adviserende taak. Door mr. Schepers zijn pleitnotities overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben samen twee thans nog minderjarige kinderen die door de vader zijn erkend, te weten:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2001 in de gemeente [D] en;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2003 in de gemeente [B] .
3.2
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Zij verblijven bij de moeder.
3.3
De vader heeft op 16 februari 2017 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank waarin hij primair heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen met samenhangende verzoeken betreffen de kinderalimentatie en inschrijving van de kinderen op een school te [B] en in de Basisregistratie personen (Brp) van de gemeente [B] . Subsidiair heeft de vader verzocht te bepalen dat de moeder dient terug te verhuizen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij in gebreke blijft daaraan te voldoen. In geval de (door de moeder gewenste) verhuizing naar Zwitserland nog niet heeft plaatsgevonden verzoekt de vader de rechtbank te bepalen dat de moeder met de kinderen dient te blijven wonen op haar adres in [E] althans binnen een straal van 25 kilometer daarvan. Ten slotte heeft de vader een verzoek gedaan betreffende (her)inschrijving van de kinderen op de scholengemeenschap [F] in [E] .
3.4
De moeder heeft een verweerschrift ingediend waarin zij de rechtbank heeft verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel die af te wijzen. Voorts heeft de moeder daarbij het zelfstandig verzoek gedaan aan de rechtbank om haar, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen van [E] naar het plaatsje [G] in Zwitserland.
3.5
De vader heeft op 9 maart 2017 een aanvullend verzoek gedaan betreffende inschrijving van de kinderen in de Brp van de gemeente [E] .
3.6
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank als volgt beslist:
"De rechtbank:
Verleent aan de man vervangende toestemming tot inschrijving van de minderjarige [de minderjarige1] (..) en de minderjarige [de minderjarige2] (…) in de gemeente [B], voor het nieuwe schooljaar 2017/2018 op de [F] , dan wel een andere
door partijen in overleg overeen te komen school in de buurt van de woonplaats van de minderjarigen.
Verleent aan de man vervangende toestemming tot inschrijving van de minderjarigen
vanaf 1 juli 2017 in de Basisregistratie Personen van de gemeente [E].
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevraagde af.
Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat de man en de moeder de eigen
kosten dragen.
Aldus gegeven door (..) "

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder verzoekt hof in haar beroepschrift om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
A. een bijzondere curator te benoemen voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ;
B. de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin het verzoek van de moeder
om vervangende toestemming te verkrijgen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar
Zwitserland te verhuizen is afgewezen en dat verzoek alsnog toe te wijzen;
C. de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin aan de vader vervangende
toestemming is verleend voor inschrijving van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de Brp van de
gemeente Lelystad en op scholengemeenschap [F] in [E] ;
D. kosten rechtens
en voorts:
I om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen;
II. kosten rechtens.
4.2
De vader heeft in het verweerschrift het verzoek van de moeder in hoger beroep en de gronden waarop dat berust bestreden. Hij verzoekt het hof om de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel die af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de vader het hof daarbij:
- (primair) de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te wijzigen naar de vader en te
bepalen dat beide kinderen op het adres van de vader worden ingeschreven;
- de beschikking van de rechtbank Lelystad d.d. 23 juli 2007 te wijzigen en te bepalen
dat de vader aan de moeder, ten behoeve van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , niet langer een
maandelijkse bijdrage verschuldigd is in de kosten van verzorging en opvoeding van
beide kinderen met ingang van de dag waarop beide kinderen feitelijk bij de vader
woonachtig zullen zijn;
- (subsidiair) te bepalen dat de moeder met onmiddellijke ingang haar medewerking
dient te verlenen aan het hervatten van de contactregeling zoals neergelegd in de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 augustus 2013, één en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, voor iedere dag dat zij in gebreke blijft met het verlenen van medewerking aan de uitvoering van deze regeling.
- De moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.3
De moeder heeft in haar verweerschrift de verzoeken van de vader in het incidenteel appel bestreden en het hof verzocht die af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling staan de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen naar Zwitserland, het hoofdverblijf van de kinderen, de zorgregeling en de inschrijving van de kinderen in de Brp en op school (in [E] ), alsmede het daarop betrekking hebbende schorsingsverzoek. Tevens is verzocht om een dwangsom te verbinden aan de zorgregeling en om een proceskostenveroordeling.
De vervangende toestemming voor verhuizing naar Zwitserland
5.2
Het hof zal eerst zijn oordeel geven over de vervangende toestemming voor de verhuizing van de moeder met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [G] in Zwitserland aangezien dat de kern van het geschil betreft. De Hoge Raad heeft criteria ontwikkeld voor de beoordeling van een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing, mede gelet op het door de wetgever voorgeschreven uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap. Het hof verwijst naar uitspraken van de Hoge Raad in andere zaken van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901), 18 juni 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM5825) en 4 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:847).
5.3
Het uitgangspunt van gelijkwaardigheid van de beide ouders en de wenselijkheid van een in beginsel gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken hoeft op zichzelf niet in de weg te staan aan het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing. De rechter dient daarbij wel erop toe te zien dat ook in de situatie die na verhuizing van de minderjarige(n) zal ontstaan, aan de hiervoor genoemde gelijkwaardigheid en gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Bij een verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing geldt voorts dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hierna genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
5.4
De criteria waaraan in dit verband dient te worden getoetst in het kader van de belangenafweging zijn:
- het recht en belang van de moeder om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in
te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de
verhuizing voor de minderjarigen en de vader te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de ouder(s) en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun
vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de leeftijd van de minderjarigen en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of
juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de extra kosten van de omgang na verhuizing.
5.5
De rechtbank heeft haar beslissing om het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar Zwitserland af te wijzen, in de bestreden beschikking gemotiveerd aan de hand van de hiervoor onder 5.4 genoemde criteria. Het hof verenigt zich na eigen onderzoek met de desbetreffende overwegingen van de rechtbank en uitkomst ervan, neemt deze over en maakt ze tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
5.6
De noodzaak van de verhuizing naar Zwitserland is ook in hoger beroep niet komen vast te staan. Voor zover de moeder haar astmatische klachten en/of die van [de minderjarige2] in dit verband als grond heeft aangevoerd zijn die klachten, althans de zodanige ernst ervan dat dit de verhuizing naar Zwitserland rechtvaardigt, door de vader betwist en door de moeder onvoldoende onderbouwd. Het hof kent daarom aan de gestelde medische noodzaak geen doorslaggevende waarde toe. Het is het hof verder gebleken dat de kinderen beide inmiddels het enthousiasme van de moeder over de verhuizing naar Zwitserland delen. Daarmee is echter niet gezegd dat die verhuizing ook in hun belang is. Het belang van de kinderen is naar het oordeel van het hof in de eerste plaats gelegen in een stabiele leefomgeving waarin zij in alle rust kunnen werken aan hun ontwikkelingstaken.
5.7
Een internationale verhuizing brengt grote veranderingen voor alle betrokkenen met zich, zodat het noodzakelijk is een goede inschatting te kunnen maken van de gevolgen ervan. Dat stelt hoge eisen aan een gedegen voorbereiding op het gebied van werk, wonen, school en sociale inbedding, die hier nagenoeg geheel ontbreekt. Er is alleen algemene informatie over regelgeving in Zwitserland overgelegd. Schriftelijke bescheiden waaruit afgeleid kan worden dat de concrete situatie van de moeder en de kinderen (de transfer van de onderneming van moeder, de toestemming voor wonen in Zwitserland, de school waar de kinderen naar toe zouden gaan) is voorgelegd, voorbereid en geregeld, ontbreekt. De moeder is ook weinig concreet in haar antwoorden op vragen die betrekking hebben op voornoemde leefgebieden. Ook kan de moeder de zorgen die het hof heeft over de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de positie van de vader in deze niet wegnemen. Integendeel. Door de verhuisplannen van de moeder is de al jaren goedlopende zorgregeling gestagneerd en willen de kinderen voorlopig geen contact meer met de vader. Het hof acht dat zorgelijk. De contacten tussen de kinderen en de vader zijn mede als gevolg van de onderhavige procedure verstoord geraakt en ook de communicatie tussen de ouders is voor verbetering vatbaar. Daar moet naar het oordeel van het hof eerst aan worden gewerkt met het oog op de verplichting van ouders om de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW). Het voorgaande betekent dat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
5.8
De omstandigheid dat de kinderen inmiddels hebben aangegeven te willen verhuizen naar Zwitserland maakt vorenstaande niet anders omdat door het gebrek aan onderbouwing hun ontwikkelingsbelang onvoldoende is gewaarborgd bij het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing. Bovendien is het hof er geenszins van overtuigd geraakt dat de kinderen begrijpen wat de verhuizing op allerlei leefgebieden voor hen betekent. Zo is de precieze invulling van de schoolgang van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] in Zwitserland en hun huidige verblijfssituatie nog met veel vragen omgeven.
Overweging met uitleg voor de kinderen
5.9
[de minderjarige2] heeft in het gesprek met een raadsheer-commissaris gezegd dat hij de beslissing van het hof goed wil kunnen begrijpen. Daarom schrijft het hof hier een aparte uitleg voor de kinderen. [de minderjarige1] heeft in zijn brief geschreven en [de minderjarige2] heeft tijdens het gesprek met de raadsheer verteld, dat zij heel graag met hun moeder naar Zwitserland willen verhuizen. Zij vinden dit belangrijk voor de gezondheid (astmatische klachten) van hun moeder. [de minderjarige2] vindt dit ook voor zichzelf nodig omdat hij ook last heeft van astma en pollenallergie. Verder vond [de minderjarige2] het niet leuk op school omdat hij werd gepest. Hij verwacht dat het in Zwitserland leuker is, dat de mensen aardiger zijn en het er rustiger is. Met zijn vader wil hij geen contact. Hij heeft goed nagedacht over of hij het wel leuk vond bij zijn vader en kwam tot de conclusie dat dit niet zo was en dat hij er gespannen was. Hij voelt zich niet gehoord door zijn vader omdat hij de verhuizing tegenhoudt en nu ook wil hij dat hij bij hem komt wonen zonder dit eerst te bespreken. Ook [de minderjarige1] wil geen contact meer met zijn vader.
Het hof begrijpt dat de kinderen er veel zin in hebben om naar Zwitserland te verhuizen. Het is belangrijk voor kinderen om het fijn te hebben waar zij wonen. Maar het is niet goed voor kinderen dat zij in een vreemd land gaan wonen, terwijl het erg onzeker is of dat blijvend kan zijn (of dat mag van dat land en of het financieel kan), of zij daar hun school kunnen oppakken zonder te grote achterstand (de taal moeten zij nog leren) en of zij vrienden kunnen maken. Het hof heeft de indruk dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een te ideaal beeld hebben van het wonen in Zwitserland. En dat nu het wonen in Nederland als helemaal niet leuk wordt gezien, terwijl dat ook niet helemaal kan kloppen. Het hof vind het ook niet goed voor kinderen dat ineens hun vader uit hun leven verdwijnt door een verhuizing. Dat mag op dit moment voor de kinderen niet zo belangrijk lijken door hun grote wens om naar Zwitserland te verhuizen. En door hun teleurstelling in vader omdat hij zich verzet tegen de verhuizing. Maar opgroeiende kinderen hebben een moeder en een vader nodig. Deze tijd van opgroeien tot hun 18e jaar kunnen zij niet overdoen. Het hof vindt het argument van de gezondheid van moeder en [de minderjarige2] niet zo sterk dat zij hiervoor persé naar Zwitserland moeten verhuizen. Ook de andere argumenten vindt het hof geen goede redenen voor die verhuizing. De problemen van school, vriendjes en contact met vader kunnen net zo goed in Nederland worden besproken en aangepakt. Dat kunnen de ouders samen doen en als dat niet lukt kunnen zij hierbij hulp zoeken. Het hof vindt het jammer voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat zij, omdat hun ouders niet goed kunnen overleggen met elkaar, nu in zo'n spannende en onzekere situatie terechtgekomen zijn.
Het hoofdverblijf van de kinderen en de kinderalimentatie
5.1
Het hof ziet geen aanleiding het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen naar de vader nu [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zich daar uitdrukkelijk tegen verzetten en zij al zeer lang bij de moeder verblijven, terwijl er op dit moment onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de opvoedingssituatie bij de moeder ontoereikend is. Alles afwegende acht het hof wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen naar de vader op dit moment niet in het belang van de kinderen. Hieruit volgt dat ook het hiermee samenhangende verzoek van de vader om de kinderalimentatie op nihil te stellen niet voor toewijzing in aanmerking komt.
De zorgregeling (dwangsom)5.11 Gelet op de leeftijd van de kinderen, hun mening en de overige omstandigheden van het geval is naar het oordeel van het hof te verwachten dat met een dwangsom afgedwongen omgang tussen de kinderen en de vader een averechts effect zal hebben. Het hof wijst op hetgeen het over de omgang heeft opgemerkt onder rechtsoverweging 5.7 en verwacht van de ouders dat ze zullen investeren in het opnieuw opstarten van de omgangsregeling, zo nodig met inschakeling van hulp van professionals. Het verzoek van de vader om een dwangsom te verbinden aan de geldende zorgregeling zal het hof afwijzen.
Het schorsingsverzoek
5.12
Gelet op de beslissingen in de hoofdzaak zal het hof het schorsingsverzoek afwijzen, nu het belang daaraan is komen te ontvallen.
Proceskostenveroordeling
5.13
Het hof acht onvoldoende termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als door de vader verzocht en zal de proceskosten als gebruikelijk in zaken als de onderhavige aldus compenseren dat ieder de eigen kosten van het geding draagt.

6.6. De slotsom

6.1
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd met afwijzing van hetgeen in hoger beroep meer of anders is verzocht.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende op het principaal- en incidenteel hoger beroep:
in de hoofdzaak (200.218.779/01):
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 5 april 2017 waarvan beroep;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten van het geding draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
in het incident ter zake van de uitvoerbaarheid bij voorraad (200.218.779/02):
wijst het schorsingsverzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, G.M. van der Meer en J.D.S.L. Bosch en is op 22 augustus 2017 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.