Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van ir. [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2016, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering (IB/PVV) voor het jaar 2010, dat door de Inspecteur is afgewezen. De belanghebbende, een voormalig werknemer van [A], betwist dat een nabetaling van € 10.845,55 door [A] aan hem moet worden gerekend tot zijn inkomen uit werk en woning voor het jaar 2010. Hij stelt dat dit bedrag moet worden aangemerkt als een onbelaste onkostenvergoeding en dat, voor zover het als inkomen moet worden beschouwd, het slechts voor de helft tot zijn inkomen van 2009 moet worden gerekend. De Inspecteur heeft echter de nabetaling volledig tot het inkomen van 2010 gerekend.
Tijdens de zitting heeft de belanghebbende zijn grief met betrekking tot een bedrag van € 1.566 aan onderzoekskosten laten vallen. Het Hof oordeelt dat de nabetaling door [A] in 2010 is genoten door de belanghebbende en dat deze terecht als loon uit vroegere dienstbetrekking moet worden aangemerkt. De belanghebbende heeft geen recht op aftrek van advocaatkosten in verband met de procedure bij de kantonrechter, aangezien de Wet IB 2001 dit niet toestaat. Het Hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.