ECLI:NL:GHARL:2017:7776

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
200.215.208/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en re-integratieverplichtingen van werknemer in het onderwijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [verzoeker], die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, Het Baken Almere. De werknemer was sinds 1 augustus 2016 in dienst als docent Duits, maar meldde zich op 1 september 2016 ziek. Het Baken heeft de werknemer herhaaldelijk gesommeerd om te verschijnen en mee te werken aan zijn re-integratie, maar de werknemer heeft hieraan geen gehoor gegeven. Op 3 oktober 2016, de dag waarop hij weer arbeidsgeschikt werd geacht, verscheen hij niet op het werk, wat leidde tot zijn ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen afgewezen, waarna de werknemer in hoger beroep ging.

Het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Het hof stelt vast dat de werknemer niet heeft voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen en dat zijn niet-verschijning op 3 oktober 2016, ondanks dat hij arbeidsgeschikt was, een dringende reden voor ontslag opleverde. De werknemer had de mogelijkheid om een second opinion aan te vragen, maar heeft dit nagelaten. Het hof concludeert dat de werkgever niet in staat was om de re-integratieverplichtingen na te komen door het gedrag van de werknemer. De grieven van de werknemer worden verworpen en het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.215.208/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, 5557912)
beschikking van 28 augustus 2017
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker, tevens verweerder in het voorwaardelijke tegenverzoek,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M. Helmantel,
tegen:
de stichting
Het Baken Almere,
gevestigd te Almere,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijke tegenverzoek,
hierna: Het Baken,
advocaat: mr. W. Brussee.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 6 februari 2017.

2.2. Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift (zonder producties) van [verzoeker] , ter griffie ontvangen op 3 mei 2017;
- het door mr. Helmantel nagezonden proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
- het verweerschrift van 20 juni 2017;
- de op 14 juli 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij [verzoeker] pleitnotities heeft overgelegd.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 28 augustus 2017 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
[verzoeker] heeft in zijn hoger beroepschrift verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en bij beschikking te bepalen:
primair:
1. dat het gegeven ontslag op staande voet dient te worden vernietigd;
II. dat Het Baken wordt veroordeeld [verzoeker] toe te laten tot de werkvloer teneinde
de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten indien en voor zover de
gezondheidstoestand van [verzoeker] dit toelaat;
III. dat Het Baken wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris
vermeerderd met 8% vakantiegeld, te betalen van de dag van het gegeven ontslag op
staande voet tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn
geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en vermeerderd met de
wettelijke rente;
subsidiair:
IV. dat Het Baken wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding
conform artikel 7:681 BW ad € 10.000,-;
V. dat Het Baken wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het in geld
vastgestelde loon over de termijn vanaf de datum ontslag op staande voet tot aan de
dag waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou zijn beëindigd, zijnde 31
juli 2017;
VI. dat Het Baken wordt veroordeeld om aan [verzoeker] schriftelijke en deugdelijke
netto/bruto specificaties te verstrekken;
VII. dat het Baken wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging van
50% wegens vertraging over het aan [verzoeker] toekomende loon ex artikel 7:625
BW;
VIII. dat Het Baken wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke
incassokosten conform de staffel WIK;
IX. dat Het Baken wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de
onder IV, V, VI en VII genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die
bedragen tot de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair:
dat Het Baken wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen
beschikking.

3.De feiten

In hoger beroep staan de volgende feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast.
3.1
[verzoeker] , geboren [in] 1958, is per 1 augustus 2016 voor bepaalde tijd
in dienst van Het Baken getreden in de functie van docent Duits, tegen een bruto
maandsalaris van € 1.791,50 exclusief 8 % vakantiegeld. De werktijdfactor bedraagt 0,5.
3.2
Op vrijdag 26 augustus 2016 heeft [verzoeker] deelgenomen aan de introductie-bijeenkomst.
3.3
Op donderdag 1 september 2016 (de eerste dag waarop [verzoeker] les zou moeten
geven) heeft [verzoeker] zich om 5:13 uur per e-mail ziek gemeld. In deze e-mail staat het
volgende:

Beste mensen,
Helaas kreeg ik vannacht een zware migraine aanval en dat heb ik 1 keer eerder gehad
(paar jaar geleden,) en het was gelukkig na een paar dagen weer over. Ik vrees dat ik dan
volgende week zal moeten starten. Ik doe het maar even per e-mail omdat het nog te vroeg is
om te bellen en praten ook moeilijk gaat. Volgende week ben ik er normaal gesproken weer.
Probeer maar wat te slapen.
Met vriendelijke groet, [verzoeker]’.
3.4
Op woensdag 7 september 2016 heeft [verzoeker] per e-mail van 05:33 uur
aan Het Baken laten weten:

Beste mensen,
Ik heb het nog even aangezien, maar ben nog niet helemaal hersteld. Ik denk dat dit nog wel
een paar dagen gaat duren. Het is allemaal erg vervelend en persoonlijk, maar volgende
week moet het wel klaar zijn, denk ik.
Met vriendelijke groet, [verzoeker]’.
3.5
Het Baken heeft op 14 september 2016 een aangetekende brief naar [verzoeker]
verstuurd. Hierin staat onder andere het volgende vermeld:
‘Helaas houdt u zich ook niet aan de procedure van ziekmelden. Ook in het kader van
de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) dient u bereikbaar te zijn voor uw werkgever. Uw
leidinggevende, mevrouw [B] , heeft al meerdere keren geprobeerd u telefonisch te
spreken. Echter zonder resultaat. U mailt dat u niet aanwezig zult zijn, maar van
persoonlijk contact is helaas nog geen sprake geweest. (...)
Langs deze weg sommeren wij u persoonlijk in contact te treden met uw leidinggevende om
tot een plan van aanpak te komen. Indien u hier niet voor aankomende vrijdag, 16
september 2016, gehoor aan geeft zullen wij genoodzaakt zijn uw salaris op te schorten,
omdat u zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever gegeven
redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die er op gericht zijn om u in staat te stellen
passende dan wel gangbare arbeid te verrichten (artikel 15, sub ix ZAVO).
Als u niet meewerkt aan uw re-integratie, uw verplichtingen conform Wet Verbetering
Poortwachter niet nakomt, dan kan de werkgever de loonbetaling opschorten, de
loonbetaling beëindigen of de arbeidsovereenkomst ontbinden.’
[verzoeker] heeft de aangetekende brief van 14 september 2016 niet opgehaald.
3.6
Op 16 september 2016 is [verzoeker] bij de bedrijfsarts geweest. In de rapportage van die bedrijfsarts staat - voor zover relevant - het volgende:

Op basis van dit gesprek adviseer ik u en uw medewerker:
Geschiktheid: betrokkene is arbeidsgeschikt voor 50 % voor eigen werk per 19-09-2016. Per 26-09-2016 is betrokkene arbeidsgeschikt voor 75% voor eigen werk. Belangrijk te richten op in eerste instantie start lesgeven en de daaraan verbonden taken. (...)
Ten aanzien van de re-integratie adviseer ik: gesprek werkgever en werknemer te laten
plaatsvinden om bovenstaande advies te bespreken en samen nadere (o.a. werk, reintegratie) afspraken te maken. (...) De prognose naar volledig herstel is, dan wel van de
beperkingen is: per 3-10-2016 is betrokkene volledig arbeidsgeschikt voor zijn eigen
werk.’
3.7
Bij e-mail van 19 september 2016 heeft mevrouw [B] (de leidinggevende van
[verzoeker] ) [verzoeker] uitgenodigd om op woensdag 21 september om 16.30 uur te komen om met elkaar een Plan van Aanpak op te stellen voor de beoogde re-integratie. [verzoeker] heeft hier niet op gereageerd en is ook niet verschenen voor dit gesprek.
3.8
Op 21 september 2016 heeft [verzoeker] per e-mail van 04.45 uur laten weten dat de gezondheidsklachten nog even aanhouden.
3.9
In een aangetekende brief van 22 september 2016 heeft Het Baken aan [verzoeker] laten weten dat wordt overgegaan tot het staken van de bezoldiging per 16 september 2016 omdat [verzoeker] zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan de door de werkgever of de bedrijfsarts gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die er op zijn gericht om [verzoeker] in staat te stellen passende dan wel gangbare arbeid te verrichten, zoals staat beschreven in de ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling voorgezet onderwijs (ZAVO). Het Baken schrijft voorts:
'Tot op heden krijgt uw leidinggevende op geen enkele wijze persoonlijk contact met u, reageert u niet conform de procedure ziekmelden van de locatie Stad College en legt u het advies van de bedrijfsarts naast u neer.
Wij sommeren u gehoor te geven aan uw re-integratieverplichtingen.
Als u niet meewerkt aan uw re-integratie, uw verplichtingen conform Wet Verbetering Poortwachter niet nakomt, dan zal de werkgever de loonbetaling opschorten, kan de werkgever de loonbetaling beëindigen of de arbeidsovereenkomst ontbinden.
Wij brengen het deskundigenoordeel van het UWV onder uw aandacht. (http://www.uwv.nl/particulieren/ziek/ziek-met-werkgever/re-integreren-tijdens-ziekte/detail/stappenplan-bij-ziekte#deskundigenoordeel)
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.'
[verzoeker] heeft de aangetekende brief van 22 september 2016 niet afgehaald.
3.1
Op woensdag 28 september 2016 om 03.10 uur heeft [verzoeker] wederom een e-mail naar Het Baken gestuurd met de volgende inhoud:

Goedenmorgen,Helaas ben ik nog niet hersteld.
Met vriendelijke groet,[verzoeker]’.
3.11
Bij brief van 29 september 2016 heeft de Verzuimdesk Arbo Unie [verzoeker]
uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 11 oktober 2016 om 15.00 uur.
3.12
Op 29 september 2016 heeft Het Baken opnieuw een aangetekende brief naar
[verzoeker] gestuurd. Hier staat onder andere het volgende vermeld:

Zoals in onze bevestiging van 22 september 2016 is genoemd zijn wij overgegaan
tot staken van uw bezoldiging met terugwerkende kracht met ingang van
16 september 2016. (...) Zelfs na deze bevestigingsbrief heeft u geen persoonlijk contact
gezocht met uw leidinggevende en kunnen wij op geen enkele wijze persoonlijk contact met
u krijgen. Wij hanteren het advies van de bedrijfsarts, die gesteld heeft dat u per 26
september jl. voor 75% arbeidsgeschikt bent. Maar ook woensdag 28 september 2016, uw
eerste werkdag van deze werkweek, en donderdag 29 september bent u zonder opgaaf van
reden niet voor 75% op de locatie Stad College verschenen. Wij kunnen niet anders dan
constateren dat u de werkgever niet in de gelegenheid stelt om zich in te spannen
om u te laten re-integreren in uw eigen functie, dan wel in passende arbeid.Daarnaast komt uzelf uw verplichtingen in de Wet Verbetering Poortwachter niet na en houdt u zich niet aan de procedure die geldt voor zieke medewerkers van Stad College. Wij zien dit als plichtsverzuim.
Wij sommeren u nogmaals gehoor te geven aan uw re-integratieverplichtingen en
verwachten u maandag 3 oktober as. om 15.00 op locatie Park Lyceum(...). Indien u niet
verschijnt, zullen wij overgaan tot ontslag op staande voet. (…)’.
3.13
[verzoeker] is op 3 oktober 2016 niet verschenen.
3.14
Bij e-mailbericht en bij brief van 3 oktober 2016, verzonden per gewone post en aangetekend, heeft Het Baken [verzoeker] op staande voet ontslagen. Het bericht vermeldt onder meer:
'Zoals in onze brief van 29 september 2016 is aangegeven hadden wij u vandaag om 15.00 uur verwacht. Helaas bent u, zonder opgaaf van redenen, niet verschenen en zullen wij overgaan tot ontslag op staande voet.
Met de salarisrun van oktober 2016 zal er een eindafrekening plaatsvinden (…).
'
Het bestuur van Het Baken heeft dit ontslag op staande voet met ingang van 3 oktober 2016 bevestigd door middel van een akte van ontslag d.d. 5 oktober 2016.
3.15
[verzoeker] heeft Het Baken op 4 oktober 2016 een e-mail gestuurd, waarin hij voor zover relevant het volgende aangeeft:
‘Ik zal de brief even bestuderen maar ik had wat problemen met mijn computer. Verder
had ik een uitnodiging gekregen van de Arbo dienst voor een gesprek op 11 oktober.
Ontslag is een beetje vreemd natuurlijk als je ziek bent en ik ben het daar dan ook niet mee
eens.’
3.16
Het Baken heeft op 5 oktober 2016 op de e-mail van [verzoeker] gereageerd. Hierin
staat dat alle brieven per post verstuurd zijn en dat het computerprobleem dus irrelevant is.
Daarnaast meldt Het Baken dat [verzoeker] conform het advies van de bedrijfsarts per
3 oktober 2016 volledig arbeidsgeschikt is, en dat [verzoeker] geen gebruik heeft gemaakt van een deskundigenoordeel via het UWV, zodat zijn opmerking dat ontslag vreemd is als hij nog steeds ziek is, relevantie mist.
3.17
Een medewerker van de Verzuimdesk Arbo Unie heeft [verzoeker] op 7 oktober
2016 een brief gestuurd met de volgende inhoud:

Bij deze onze excuses dat u ten onrechte een uitnodiging voor het spreekuur heeft
ontvangen. In verband met uw herstelmelding is de afspraak voor het spreekuur komen te
vervallen.
3.18
Op 8 oktober 2016 heeft [verzoeker] een e-mailbericht d.d. 7 oktober 2016 van hem aan de Verzuimdesk Arbo Unie naar Het Baken doorgestuurd. In deze mail staat onder meer het volgende:
‘Dit moet een misverstand zijn. Ik heb namelijk mij nog niet gemeld als hersteld.
'
3.19
[verzoeker] heeft op 11 oktober 2016 aan Het Baken een e-mail met de volgende
inhoud gestuurd:

Beste [----] ,
Ja, persoonlijk hoopte ik weer na de herfstvakantie weer te kunnen beginnen. Ik ben het dus
niet eens met het ontslag. Morgen ga ik naar de advocaat (jammer dat het nodig is, helaas).
Dat van die herstelmelding is waarschijnlijk een misverstand?Het is wel zo prettig om met 1 contactpersoon te spreken en te communiceren trouwens.
Met vriendelijke groet,[verzoeker] ’.

4.4. De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

4.1
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht, kort weergegeven, primair het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen, het Baken te veroordelen hem toe te laten tot het werk voor zover zijn gezondheidstoestand dit toelaat en Het Baken te veroordelen tot betaling van het achterstallige salaris c.a. met de wettelijke verhoging. Subsidiair heeft hij verzocht Het Baken te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW van € 10.000,- en tot betaling van een bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn vanaf de datum van ontslag op staande voet tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd, zijnde 31 juli 2017, met nevenvorderingen.
4.2
Het Baken heeft afwijzing van de verzoeken bepleit en, voor het geval de kantonrechter het ontslag vernietigt, ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht.
4.3
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
[verzoeker] heeft drie grieven ingediend. Met grief III stelt hij dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Het Baken zich op het standpunt mocht stellen dat hij niet meewerkte aan re-integratie en dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Met grief I komt hij op tegen de overweging van de kantonrechter dat hij niet heeft gereageerd op de onder 3.7 bedoelde uitnodiging, nu hij dat wel heeft gedaan met zijn e-mail, weergegeven onder 3.8, waaruit blijkt dat hij niet kon verschijnen. Volgens grief II is de kantonrechter er ten onrechte van uitgegaan dat hij bij de introductiebijeenkomst de verzuimprocedure overhandigd heeft gekregen en geacht kan worden van de inhoud op de hoogte te zijn.
5.2
De kantonrechter heeft overwogen dat Het Baken aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd dat [verzoeker] , samengevat, op generlei wijze heeft meegewerkt aan zijn re-integratie, zich niet houdt aan de procedure die geldt voor zieke medewerkers en zijn verplichtingen uit de Wet verbetering poortwachter niet nakomt.
Naar het oordeel van het hof is die samenvatting niet juist. Het Baken heeft in de onder 3.5, 3.9 en 3.12 aangehaalde correspondentie [verzoeker] weliswaar gewezen op de niet nakoming van die verplichtingen, en daaraan na waarschuwing de sancties verbonden van eerst een loonopschorting en vervolgens een loonstop, maar de reden voor ontslag is, zoals volgt uit de onder 3.14 weergegeven brief, dat [verzoeker] vervolgens zonder opgave van redenen niet is verschenen op 3 oktober 2016 op de aangegeven tijd en plaats, hoewel hij daartoe gesommeerd was in de brief van 29 september 2016 waarin ook was meegedeeld dat bij niet-verschijning ontslag op staande voet zou volgen.
5.3
Voor zover grief III zich richt tegen de juistheid van de door de kantonrechter gegeven samenvatting van de grond voor het ontslag, is de grief terecht voorgedragen. De grief faalt echter voor zover deze is gericht tegen de door Het Baken opgegeven grond voor ontslag, zoals het hof hierna zal toelichten.
5.4
De bedrijfarts heeft [verzoeker] per 19 september 2016 voor 50% geschikt geacht voor eigen werk en per 26 september voor 75%, waarbij het accent op lesgeven zou moeten liggen. Aan partijen is geadviseerd met elkaar in gesprek te gaan en de prognose was dat [verzoeker] per 3 oktober 2016 volledig hersteld zou zijn.
Namens [verzoeker] is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gesteld dat de bedrijfsarts zou hebben gezegd dat [verzoeker] per 19 september weer zou kunnen opbouwen als hij zich wat beter voelde en dat [verzoeker] zich nadien opnieuw heeft ziekgemeld.
Deze stellingen stroken niet met de feiten. Het onder 3.6 weergegeven oordeel van de bedrijfsarts maakt de gedeeltelijke geschiktheid voor het eigen werk per 19 september 2016 niet afhankelijk van de vraag hoe [verzoeker] zich voelt. [verzoeker] heeft zich met zijn onder 3.8 en 3.10 aangehaalde mails ook niet opnieuw ziekgemeld, maar daarin slechts aangegeven dat hij nog klachten heeft, dan wel niet hersteld is, hetgeen overeenkomt met de prognose van de bedrijfsarts dat volledig herstel pas op 3 oktober 2016 verwacht werd.
[verzoeker] had daarom behoren te verschijnen op 3 oktober 2016 na sommatie van Het Baken en hij heeft noch tevoren, noch kort nadien een reden opgegeven waarom hij echt niet aanwezig kon zijn.
5.5
Voor zover [verzoeker] het niet eens was met het advies van de bedrijfsarts, had het op zijn weg gelegen om een second opinion te vragen (waarop Het Baken hem in de onder 3.9 weergegeven brief van 22 september 2016 ook heeft gewezen) en deze in het geding te brengen. [verzoeker] heeft weliswaar aangevoerd dat hij het UWV om een deskundigenoordeel heeft gevraagd, hij heeft daaruit zelfs geciteerd in het beroepschrift en aangekondigd dat dit rapport als productie 4 is bijgevoegd, maar het hof constateert dat deze productie in het dossier ontbreekt. Ook Het Baken heeft dit stuk niet aangetroffen. Op de mondelinge behandeling ten overstaan van het hof heeft de raadsvrouwe van [verzoeker] desgevraagd erkend dat het stuk in het dossier ontbreekt en dat het stuk op dat moment ook niet beschikbaar was. Het hof gaat er dan ook vanuit dat dit stuk rechtens geen onderdeel uitmaakt van de processtukken, zodat [verzoeker] zijn standpunt in zoverre onvoldoende heeft onderbouwd. Daarmee is het advies van de bedrijfsarts blijven staan.
5.6
Overigens blijkt uit het door [verzoeker] weergegeven citaat (randnummer 18 van het beroepschrift) ook niet dat hij zodanig arbeidsongeschikt was dat hij niet op 3 oktober 2016 bij Het Baken kon verschijnen, en eventueel daarna zijn werkzamheden weer kon oppakken. Het UWV heeft immers verklaard, zo heeft [verzoeker] gesteld: ‘
op basis van het huidige spreekuurcontact is hij aangewezen op fysiek licht werk zonder piekbelasting’. Nog daargelaten dat niet duidelijk is of deze beoordeling van het UWV ziet op de situatie van [verzoeker] ten tijde van deze beoordeling, waarop de zinsnede ‘
op basis van het huidige spreekuurcontact’lijkt te duiden en daarmee niet op de situatie ten tijde van het ontslag op staande voet, ligt - zonder toelichting die ontbreekt - niet voor de hand dat een docent Duits op een middelbare school fysiek zwaar werk verricht. Hetzelfde geldt voor de gestelde piekbelasting. Het hof betrekt hierbij dat [verzoeker] nog nimmer voor Het Baken als docent had gewerkt en dat hij geen fulltime aanstelling had, maar voor 50%.
5.7
De kantonrechter heeft, door [verzoeker] niet bestreden, onder 5.4 van zijn beschikking overwogen dat tussen partijen niet ter discussie staat dat sprake is van een onverwijlde opzegging en mededeling daarvan, zodat enkel vastgesteld moet worden of sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, waarvoor de kantonrechter het toetsingscriterium op juiste wijze als volgt heeft weergegeven.
5.8
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in
beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer,
zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer
tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande
voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van
deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de
slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een
dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
5.9
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de niet-verschijning van [verzoeker] op een dag waarop hij weer geheel arbeidsgeschikt werd geacht, en nadat hij is gewezen op de consequentie die Het Baken aan niet- verschijning zou verbinden, in dit geval ontslag op staande voet. De verplichting om te komen is [verzoeker] opgelegd nadat [verzoeker] vele pogingen tot persoonlijk contact met zijn leidinggevende had ontdoken door ofwel de telefoon niet op te nemen, ofwel aangetekende brieven niet aan te nemen en niet op te halen en zich aldus buiten staat te stellen op de inhoud te reageren. Uit het gegeven dat [verzoeker] wel in staat was naar de bedrijfsarts te gaan en met de bedrijfsarts te communiceren volgt dat hij in de periode van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid niet absoluut verhinderd was te praten en zijn woning te verlaten tot het afleggen van bezoeken. Uit de onder 3.3 weergegeven ziekmelding blijkt overigens naar het oordeel van het hof ook dat [verzoeker] wist dat hij dit telefonisch bij zijn leidinggevende had moeten doen.
5.1
Op zichzelf is juist dat op de enkele schending door de werknemer van bijvoorbeeld controleverplichtingen in het kader van re-integratie slechts een loonsanctie staat, zoals [verzoeker] met een beroep op het Vixia-arrest (HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9549) in eerste aanleg heeft betoogd. In dit geval heeft [verzoeker] ook, door zich stelselmatig onbereikbaar te houden voor persoonlijk contact, het voor Het Baken ondoenlijk gemaakt om invulling te geven aan de zorgverplichtingen die zij als werkgever jegens [verzoeker] krachtens artikel 7:658a BW heeft, zoals zij heeft benadrukt. Dat dit ontwijkgedrag van [verzoeker] verband houdt met ziekte is niet namens [verzoeker] onderbouwd gesteld. De niet-naleving van de re-integratievoorschriften door [verzoeker] ging aldus gepaard met andere feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang, het oordeel konden wettigen dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 aanwezig is indien [verzoeker] om die reden op staande voet zou zijn ontslagen. Het hof vindt steun voor zijn opvatting in de conclusie van de advocaat-generaal voor het arrest van 24 december 2004 in een situatie die feitelijk grotendeels overeenstemde met het onderhavige geval (in het bijzonder onder randnummer 3.21). De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen met toepassing van art 81 RO (HR 24 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR5402).
In het onderhavige geval is, zo herhaalt het hof, [verzoeker] echter niet op staande voet ontslagen wegens schending van zijn re-integratieverplichtingen onder bijkomende omstandigheden, maar door niet te verschijnen terwijl hij volgens de bedrijfsarts weer geheel hersteld was, nadat hij zich tijdens de periode voor re-integratie niet aan voorschriften heeft gehouden en zich vanaf de eerste lesdag onbereikbaar hield voor Het Baken. Daarmee faalt het beroep van [verzoeker] op het genoemde Vixia arrest.
5.11
Dat het ontslag op staande voet een te zware sanctie zou zijn, zoals [verzoeker] heeft aangevoerd, is niet gebleken gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, waaronder het uiterst korte dienstverband waarbinnen [verzoeker] zich vanaf lesdag één onbereikbaar hield voor Het Baken. Persoonlijke omstandigheden die in de weg zouden staan aan een ontslag op staande voet zijn in de correspondentie noch de processtukken gesteld of gebleken. De bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door [verzoeker] gedane mededeling dat zijn partner in het begin van het jaar 2016 ernstig ziek is geworden en aan het einde van het jaar is overleden, betreft nieuwe informatie zowel voor het hof als de werkgever en is op een zodanig moment ingebracht dat deze als tardief bij de beoordeling niet kan worden betrokken, mede gelet op de omstandigheid dat Het Baken daarop niet adequaat heeft kunnen reageren.
5.12
In het vorenstaande ligt besloten dat grief III niet tot het oordeel leidt dat de kantonrechter de opzegging ten onrechte niet heeft vernietigd, zij het dat het hof op andere gronden dan de kantonrechter tot dat oordeel komt. De grieven I en II, die zich richten tegen onderdelen van de motivering van de kantonrechter die het hof niet volgt, kunnen daarom
- wat verder ook van die grieven zij - niet tot een ander oordeel leiden.
5.13
Het hof wijst er overigens nog op dat, als het hof zou hebben geoordeeld dat het ontslag op staande voet ten onrechte door de kantonrechter in stand was gelaten, het hof die beslissing noch het ontslag op staande voet had kunnen vernietigen, zoals door [verzoeker] is verzocht. Wat het hof in een dergelijk geval kan, staat in artikel 7:683 lid 3 BW.
5.14
Nu het ontslag op staande voet terecht in stand is gebleven, zijn de primaire en subsidiaire verzoeken niet toewijsbaar. Het hoger beroep wordt verworpen en het hof zal [verzoeker] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Het Baken zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 716,- voor griffierecht en op
€ 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze beschikking aan de zijde van Het Baken vastgesteld op € 716,- voor griffierecht en op € 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.J.N. van Osch, M.E.L. Fikkers en G. van Rijssen, is getekend door mr. Fikkers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.