Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] , en
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3],
[geïntimeerde4],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling in hoger beroep
Ten aanzien van de gewijzigde eis zijdens [geïntimeerden] c.s.
grief IIIwillen [appellanten] c.s. tevergeefs ingang doen vinden dat een vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst wegens een wilsgebrek met een vordering tot huurvermindering gelijk moet worden gesteld, doch dit betoog vindt geen steun in het recht. Immers indien de overeenkomst wordt vernietigd, ontvalt reeds daardoor de rechtsgrond aan elke huurbetalingsverplichting (behoudens het geval dat artikel 3:53 lid 2 BW toepassing vindt).
grieven V tot en met VIIIrichten zich tegen de verwerping door de kantonrechter van het beroep op de wilsgebreken bedrog, dwaling en misbruik van omstandigheden. In essentie bevatten deze grieven en de daarop gegeven toelichting geen andere stellingen en/of verweren dan die in eerste aanleg reeds zijn gevoerd en die door de kantonrechter gemotiveerd zijn verworpen. Het hof neemt de motivering van de kantonrechter over en maakt die tot de zijne.
grieven III, IV en IXhebben betrekking op het beroep op ontbinding van de huurovereenkomst door [appellanten] c.s. In de toelichting op grief III betogen [appellanten] c.s. dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden door het gestelde in randnummer 26 van hun conclusie van eis in reconventie. Het hof kan [appellanten] c.s. daarin evenwel niet volgen. Genoemd randnummer luidt immers:
eken".
grief XIwaarin [appellanten] c.s. vruchteloos betogen dat de bestaande huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt.
4 maart 2015 nog meer schade hebben geleden, valt evenwel bepaald niet uit te sluiten. In de schadestaat dient het debat over eigen schuld en schadebeperking te worden gevoerd.
Grief XIIIbetreft de kostenveroordeling in conventie die wordt aangevochten omdat de hoofdveroordeling niet in stand zou blijven. Het hof acht beide veroordelingen juist gewezen.
Grief XIVziet op één der reconventionele vorderingen die in eerste instantie terecht is gesneefd omdat de conventionele vorderingen zijn toegewezen.
Grief XVziet op het afwijzen van de op ongerechtvaardigde verrijking gestoelde vordering in reconventie. Deze vordering is terecht afgewezen, omdat [appellanten] c.s. deze vordering noch in eerste aanleg, noch in appel voldoende hebben onderbouwd.
Grief XVIziet op de afwijzing van de vergoeding van verhuiskosten waarom [appellanten] c.s. in eerste aanleg hebben verzocht. Ook deze vordering is terecht gesneuveld, omdat de conventionele vordering grotendeels is toegewezen.
Grief XVIIziet (wederom) op de proceskostenveroordeling, nu (ook) in de reconventie. Ook deze grief deelt in het lot van de overige grieven, omdat het hof de beslissing aangaande de proceskosten juist gewezen acht.
Grief XVIIIontbeert zelfstandige betekenis, gelijk [appellanten] c.s. zelf reeds naar voren hebben gebracht en kan dus verder onbesproken blijven.