Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de verzoeken van de moeder om het hoofdverblijf van haar kind bij haar te bepalen en een zorgregeling te treffen, zijn afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.B. de Jong, en de vader, vertegenwoordigd door mr. E. Henkelman, hebben samen twee kinderen. In een ouderschapsplan uit 2016 is afgesproken dat de vader verantwoordelijk is voor de verzorging van de jongste, terwijl de moeder dat voor de oudste doet. Na een conflict over de omgang en het hoofdverblijf van de kinderen, heeft de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven om zich aan de afspraken te houden. De moeder heeft deze aanwijzing genegeerd, wat leidde tot een dwangsom van €250 per dag, met een maximum van €5000, opgelegd door de rechtbank. Het hof heeft de dwangsomveroordeling in stand gehouden, maar de duur ervan beperkt tot twee jaar, omdat er sinds de teruggeleiding van de jongste geen problemen zijn geweest. De moeder heeft betoogd dat haar handelen in het belang van het kind was, maar het hof oordeelt dat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat haar acties gerechtvaardigd waren. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, met de aanpassing van de dwangsom.