Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Beoordeling
Bij sancties onder de € 1.000,-, zoals de onderhavige, wordt volstaan met de vaststelling dat artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 23 mei 2014 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een sanctie van € 34,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 6 km/h. De gedraging vond plaats op 8 augustus 2012. De advocaat-generaal heeft echter besloten om de inleidende beschikking in te trekken, waardoor de betrokkene zijn doel, namelijk de vernietiging van de beschikking, heeft bereikt. Hierdoor heeft de betrokkene geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep, dat derhalve niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De gemachtigde van de betrokkene heeft verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand en immateriële schade. Het hof oordeelt dat de kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, en kent een bedrag van € 744,- toe, gebaseerd op de proceshandelingen die zijn verricht. Daarnaast wordt vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, waardoor artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden. Het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie en stelt vast dat de opvatting van de gemachtigde over de strijdigheid van het beoordelingskader met de jurisprudentie van de Hoge Raad niet juist is. Het hof concludeert dat de schending van de redelijke termijn in deze zaak is vastgesteld, maar volstaat met deze constatering zonder verdere gevolgen voor de sanctie.
Het gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.