ECLI:NL:GHARL:2017:858
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- I.G.M.Th. Weijers-van der Marck
- R. Feunekes
- D.J.I. Kroezen
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot verwerping van de nalatenschap in het kader van bewindvoering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot verwerping van de nalatenschap van de erflaatster, die op 19 november 2015 is overleden. De bewindvoerder, de zoon van de rechthebbende, had verzocht om machtiging om de nalatenschap te verwerpen, omdat deze niet in het belang van de rechthebbende zou zijn. De kantonrechter had eerder dit verzoek afgewezen en bepaald dat de nalatenschap beneficiair moest worden aanvaard. De bewindvoerder stelde dat de nalatenschap bestond uit een woning en spaargeld, en dat de erfbelasting hoger was dan het vermogen van de rechthebbende, die in een verpleeghuis woont en lijdt aan dementie.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder zijn verzoek nader toegelicht. Het hof overwoog dat de bewindvoerder onvoldoende bewijs had geleverd van de financiële situatie van de rechthebbende, waardoor het hof niet kon vaststellen of verwerping van de nalatenschap in het belang van de rechthebbende was. Het hof concludeerde dat het verzoek niet kon worden getoetst aan het wettelijke criterium en heeft daarom de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. De beslissing benadrukt het belang van voldoende onderbouwing bij verzoeken tot verwerping van nalatenschappen, vooral in situaties waarin de rechthebbende kwetsbaar is.
De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.