ECLI:NL:GHARL:2017:8612

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
200.214.864/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens niet indienen memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonende te [A], had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 24 januari 2017 was gewezen. De appellant had vorderingen ingesteld tegen Karel Lassche Vastgoed B.V. met betrekking tot schadevergoeding als gevolg van de ontbinding van een huurovereenkomst. De appellant had verzocht om een verklaring voor recht dat Karel Lassche Vastgoed aansprakelijk was voor de geleden schade, alsook om betaling van een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding en wettelijke rente.

Echter, de appellant heeft geen memorie van grieven ingediend, ondanks dat hem uitstel was verleend. Op 11 juli 2017, de datum waarop de memorie van grieven moest worden ingediend, heeft de appellant niet van grieven gediend. Het hof heeft vastgesteld dat, conform de regels van het Landelijk procesreglement, het recht om grieven in te dienen was vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant moest worden verworpen.

Het hof heeft de appellant in de proceskosten veroordeeld, aangezien hij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De kosten aan de zijde van Karel Lassche Vastgoed zijn begroot op € 5.200,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.214.864/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5053422 CV EXPL 16-6986)
arrest van 3 oktober 2017 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.L. de Hoop, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Karel Lassche Vastgoed B.V.,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Karel Lassche Vastgoed,
advocaat: mr. J.S. Staijen, kantoorhoudend te Deventer.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussenvonnis van 26 juli 2016 en het eindvonnis van 24 januari 2017 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 20 april 2017 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van voormeld eindvonnis van 24 januari 2017 met dagvaarding van Karel Lassche Vastgoed tegen de zitting van 2 mei 2017. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van de vorderingen van [appellant] :
- een verklaring voor recht dat Karel Lassche Vastgoed aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade die het gevolg is van de ontbinding op 20 november 2013 van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
- een veroordeling van Karel Lassche Vastgoed tot betaling van € 430.824,26 ten titel van schadevergoeding en een veroordeling van Karel Lassche Vastgoed tot vergoeding van de door [appellant] geleden schade wegens gederfde inkomsten en gemaakte kosten, nader op te maken bij staat;
- een veroordeling van Karel Lassche Vastgoed tot betaling van de wettelijke rente over voormelde vorderingen ingaande 20 november 2013 tot de dag der algehele voldoening;
- een veroordeling van Karel Lassche Vastgoed in de proceskosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
2.2
De zaak is verwezen naar de rol van 13 juni 2017 voor het nemen van de memorie van grieven door [appellant] . Op die datum is aan [appellant] uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven tot 11 juli 2017, ambtshalve peremptoir.
2.3
Ter rolle van 11 juli 2017 heeft [appellant] niet van grieven gediend en is ambtshalve akte niet-dienen verleend aan Karel Lassche Vastgoed.
2.4
Karel Lassche Vastgoed heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ex art. 2.14 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) om te verzoeken een memorie van eis in incidenteel appel te mogen nemen.
2.5
Op de rol van 25 juli 2017 heeft [appellant] de stukken gefourneerd voor het wijzen van arrest.

3.De beoordeling

3.1
In art. 133 lid 4 Rv is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.
3.2
Met ingang van 1 september 2016 zijn diverse bepalingen van het Lpr ingrijpend gewijzigd. In art. 1.7 Lpr is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit. Indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en van die termijn geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht om de proceshandeling te verrichten.
3.3
Op 11 juli 2017 waren de gewone uitsteltermijnen voor het nemen van de memorie van grieven verstreken. Na het ongebruikt verstrijken van die termijnen is akte niet-dienen verleend aan Karel Lassche Vastgoed, conform het bepaalde in art. 2.13 Lpr in samenhang met art. 1.7 Lpr. Daarmee is het recht voor [appellant] om een memorie van grieven te nemen vervallen.
3.4
Nu [appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat dit vonnis niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van [appellant] worden verworpen.
3.5
[appellant] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellant] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellant] ;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van Karel Lassche Vastgoed tot aan deze uitspraak op € 5.200,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 oktober 2017.