In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee zussen over de afwikkeling van de nalatenschap van hun ouders. De centrale vraag is of het laatste testament van hun vader, dat is opgemaakt bij notariële akte, vervalst is. De appellante, die in het principaal hoger beroep optreedt, betwist de echtheid van de akte en stelt dat deze niet kan dienen als bewijs voor de uiterste wilsbeschikkingen van de erflater. De appellante heeft een onderzoek laten uitvoeren door het Nederlands Forensisch Onderzoeksbureau en door een deskundige, die concludeert dat de akte vervalst is. Het hof oordeelt dat de notariële akte dwingend bewijs oplevert, tenzij het tegendeel wordt bewezen. De bewijslast ligt bij de partij die de vervalsing stelt. Het hof laat de appellante toe tot het leveren van tegenbewijs, waarbij zij moet aantonen dat de akte vervalst is. De zaak is complex en de beslissing van het hof houdt in dat de appellante bewijsstukken moet overleggen en getuigen moet oproepen om haar stellingen te onderbouwen. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en zal op een later moment uitspraak doen over de zaak.