Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Verder over de grieven
Zoals partijen terecht hebben opgemerkt berust het woord "rechteroog" in de bewijsopdracht op een vergissing; bedoeld is 'linkeroog".
"U houdt mij voor dat ik een schriftelijke verklaring heb opgesteld, bestaande uit een zestal schetsen met een toelichting op die schetsen (productie 11 bij de brief van 2 oktober 2013). Ik heb deze verklaring voorafgaand aan dit verhoor doorgenomen. Zoals het in die verklaring en in die schetsen is weergegeven, is het gegaan.
"U vertelt mij dat in het dossier een aantal verklaringen van mij is opgenomen. Allereerst is er een proces-verbaal van het verhoor bij de politie op 9 december 2010 (productie 1 bij memorie van grieven). Ik heb dat proces-verbaal gisteren doorgenomen. Wat ik volgens dat proces-verbaal heb verteld over de gebeurtenis op 26 augustus 2009 klopt.
"Voorafgaand aan dit verhoor heb ik het proces-verbaal van het verhoor van de heer [geïntimeerde] van 9 december 2010 doorgenomen. Ik kon me dat verhoor niet meer herinneren. Ik heb het verhoor samen met een collega gedaan, maar ook dat kon ik me niet meer herinneren voordat ik het proces-verbaal herlas.
U vertelt mij dat [appellante] heeft verteld dat zij uit bed viel en met haar hoofd tegen iets aan kwam. Zij had iets horen kraken in haar hoofd.”
"Op 22 juli 2015 heb ik een schriftelijke verklaring afgelegd. U laat mij productie 3 bij de memorie van grieven zien. Dat is de verklaring die ik heb afgelegd. Ter voorbereiding op dit verhoor heb ik deze verklaring doorgenomen. Het klopt wat daar staat. Daar blijf ik bij.
"26-08-09
S echtgenoot [geïntimeerde] heeft haar klap op oog links
O hematoom oogkas mediaal links, hematoom neusrug,
O mediaal onder, en drukpijnlijk jukbeen ook,
O voorste snijtand links puntjes af, dikke bovenlip,
O geen sens stoornis in gelaat, pupillen + / +,
S mocht na 3x fotos naar huis, nu wat wattig in
"SS; 26-08-2009: OP TANDEN GEVALLEN STUKJE VAN 21 AF. 11,21 BEIDEN VITAAL OP KOUDE, IN DE GATEN HOUDEN"
Uit de verklaring van de tandarts volgt dat zij kort na het voorval van [appellante] begrepen heeft dat de schade aan de tanden het gevolg is van een val (op de tanden), niet van een klap. Deze verklaring biedt dan ook meer steun voor de lezing van [geïntimeerde] , dan voor die van [appellante] .
"Mijn cliënte stelt dat zij tegenover elkaar overeind zaten en de man haar op een gegeven moment met zijn rechter vuist vooruit hard op het linker oog sloeg.
De man stelt dat hij met zijn rug naar haar toe lag en met zijn rechterarm bovenlangs naar achteren een afwerende reactie heeft gemaakt, waarbij zijn rechter vuist vlak langs zijn rechter oor ging.
Cliënte had een bloedneus en stukjes tand afgebroken.(…)"
Namens de Nederlandse Boksbond heeft haar bestuurder (tevens strafrechtadvocaat)
mr. P. Tuinenburg in een e-mailbericht gereageerd. Mr. Tuinenburg heeft onder meer het volgende geschreven:
"Aan de andere kant het volgende. Het antwoord op uw vraag is zonder aanvullende informatie niet te geven.
Deze verklaring lijkt enig aanvullend bewijs op te leveren, maar naar het oordeel van het hof is dat toch niet het geval. Daartoe is redengevend dat de aan mr. Tuinenburg voorgelegde gegevens niet volledig zijn. Allereerst ontbreekt de mogelijkheid dat [appellante] in het scenario van [geïntimeerde] ten val is gekomen en daarbij met haar hoofd tegen het nachtkastje is aangekomen. Vervolgens ontbreekt dat [appellante] niet alleen letsel aan de neus en de tanden had, maar ook een dikke lip. Deze informatie is cruciaal, omdat ze kan verklaren waarom [appellante] op twee plaatsen in het gezicht (bij de neus en bij/in de mond) letsel had. Uit de verklaring van mr. Tuinenburg volgt weliswaar dat bij een harde klap op of bij de neus ook stukjes tand kunnen afbreken maar niet dat daarbij ook een dikke lip ontstaat. Dat een klap op de neus een dikke lip veroorzaakt, acht het hof niet aannemelijk. Dat letsel bij de neus, afgebroken tanden en een dikke lip het gevolg zijn van een klap op de neus gevolgd door een val is daarentegen wel aannemelijk.
"(…)
Scenario 1: Een elleboogbeweging naar achteren met hand nabij het oor.
Scenario 2: Een vuistslag.
Het is van wezenlijk belang te realiseren dat een elleboogstoot waarbij de hand niet bij het oor blijft een grote kracht kan genereren. Edoch, nabij het oor houden van de hand in kwestie ten tijde van deze beweging is een wezenlijke beperking van deze kracht. De beweging die de elleboog dan nog kan maken evenwel is zondermeer krachtig genoeg voor het breken van tanden wanneer deze juist gericht is. Het is echter niet aannemelijk dat een dergelijke geweldinwerking gelokaliseerd nabij het oog/jukbeen ook tanden zal breken.
Anderzijds is een dergelijke geweldinwerking gelokaliseerd op element 21 op zijn beurt weer veel minder geëigend om hersenschudding te veroorzaken dan wel bloeduitstortingen nabij het oog en de neusbrug.
2 waar is dan wanneer scenario 1 waar zou zijn."
Ook de brief van dr. [E] biedt op het eerste gezicht steun aan de verklaring van [appellante] en levert daarmee aanvullend bewijs op. Het hof is echter van oordeel dat aan de brief van dr. [E] geen doorslaggevende betekenis toekomt, nu dr. [E] het scenario van [geïntimeerde] onjuist en onvolledig weergeeft, door te vermelden dat [geïntimeerde] [appellante] in dat scenario met de elleboog heeft geraakt en door onvermeld te laten dat [appellante] in dat scenario een val heeft gemaakt en daarbij met het hoofd het nachtkastje heeft geraakt. Aldus vergelijkt [E] het scenario van [appellante] met een scenario dat niet door [geïntimeerde] is beschreven. Aan de conclusie van [E] dat het scenario van [appellante] veel waarschijnlijker is dan dat andere scenario komt dan ook weinig (en zeker geen doorslaggevende) betekenis toe.
3 punten, tarief II), te vermeerderen met wettelijke rente en nasalaris als in het dictum te omschrijven.