ECLI:NL:GHARL:2017:8870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
WAHV 200.182.542
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Verdoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding in samenhangende zaken onder WAHV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 28 oktober 2015 een beroep van de betrokkene, [betrokkene] B.V., gegrond verklaarde en de beslissing van de officier van justitie vernietigde. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van proceskosten. De kantonrechter had in zijn beslissing de zaken van verschillende betrokkenen, die door dezelfde gemachtigde waren ingediend, als samenhangend aangemerkt en de kosten van rechtsbijstand vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde van de betrokkene beoordeeld, waaronder de claim van vooringenomenheid van de kantonrechter en de schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hof oordeelde dat de kantonrechter op goede gronden de zaken als samenhangend had kunnen beschouwen en dat de beslissing om geen proceskostenvergoeding toe te kennen aan de betrokkene niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van samenhangende zaken door de kantonrechter en de toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij het hof de motivering van de kantonrechter als adequaat beschouwde. De beslissing van het hof is definitief, en de betrokkene werd niet in het gelijk gesteld in het hoger beroep.

Uitspraak

WAHV 200.182.542
12 oktober 2017
CJIB 180575868
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 28 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en die beslissing vernietigd. Voorts heeft de kantonrechter het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beslissing van de kantonrechter blijk geeft van vooringenomenheid, aangezien de kantonrechter heeft aangegeven de officier van justitie te volgen in het standpunt, terwijl de kantonrechter op dat punt juist het standpunt van de gemachtigde heeft gevolgd. Daarmee laat de kantonrechter zien slechts geïnteresseerd te zijn in het standpunt van de officier van justitie.
2. Uit de beslissing van de kantonrechter blijkt dat de kantonrechter acht heeft geslagen op het beroepschrift dat door de gemachtigde van de betrokkene is ingediend en op hetgeen door de officier van justitie ter zitting naar voren is gebracht. De kantonrechter heeft de bezwaren van de gemachtigde tegen de beslissing van de officier van justitie gehonoreerd. Voor de motivering daarvan heeft de kantonrechter gebruik gemaakt van hetgeen namens de officier van justitie ter zitting was aangevoerd. Dit betreft een kwestie van motivering. Hieraan kan niet de conclusie worden verbonden dat van vooringenomenheid sprake is. Dit bezwaar treft geen doel.
3. De gemachtigde heeft verder aangevoerd dat de kantonrechter aan de betrokkene een (eigen) proceskostenvergoeding had moeten toekennen, nu haar beroep gegrond is verklaard. Dat aan een andere betrokkene, wier beroep eveneens gegrond is verklaard, kennelijk wel een proceskostenvergoeding is toegekend, regardeert de betrokkene niet. Niet valt in te zien op basis waarvan de betrokkene zich op de aan die andere betrokkene toegekende proceskostenvergoeding zou kunnen verhalen. Door gelijke gevallen niet gelijk te behandelen, heeft de kantonrechter het gelijkheidsbeginsel geschonden. De beslissing van de kantonrechter kan op dit punt niet in stand blijven, aldus de gemachtigde.
4. De kantonrechter heeft, voor zover relevant, het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de toekenning van een proceskostenvergoeding zal de kantonrechter (…) de gemachtigde eenmaal een proceskostenvergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht toekennen van € 735,- (eenmaal € 490,- met een wegingsfactor van 1,5) voor de zaken die op 28 oktober 2015 zijn behandeld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Gouda en waarin de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd. Deze proceskostenvergoeding is toegekend in de zaak met CJIB-nummer 180575566 (zaaknummer 3440797 MB VERZ 14-1241)."
5. Artikel 13a, eerste lid, eerste volzin, van de WAHV bepaalt dat de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
6. Blijkens de motivering van zijn beslissing heeft de kantonrechter de op 28 oktober 2015 te Gouda behandelde zaken waarin de beslissing van de officier van justitie is vernietigd, waaronder de zaak van de betrokkene, aangemerkt als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en gelet op het aantal samenhangende zaken (vier of meer) wegingsfactor 1,5 toegepast. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden samenhangende zaken met het oog op toekenning van een vergoeding van kosten door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand beschouwd als één zaak.
7. Het is bij uitstek de over de beroepen oordelende kantonrechter die kan beoordelen of bepaalde zaken als samenhangende zaken kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter de onderhavige zaak op goede gronden kunnen aanmerken als samenhangend met de overige op 28 oktober 2015 te Gouda behandelde zaken waarin de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, nu blijkens de overige inhoud van de beslissing van de kantonrechter sprake is van soortgelijke zaken, waarin de beroepschriften door dezelfde gemachtigde zijn ingediend. Derhalve heeft de kantonrechter deze zaken voor wat betreft het vaststellen van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als één zaak kunnen beschouwen.
8. Dat de vergoeding van deze kosten feitelijk in een andere zaak dan die van de betrokkene is toegekend doet hieraan niet af, nu de rechtsbijstand in deze zaken is verleend door dezelfde gemachtigde, aan wie de proceskostenvergoeding rechtstreeks is overgemaakt en artikel 3, tweede lid, van het Besluit niet als eis stelt dat het bij samenhangende zaken moet gaan om zaken van één belanghebbende.
9. Nu aan de betrokkene wel een proceskostenvergoeding is toegekend, wordt het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel verworpen.
10. Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal bevestigen.
11. Nu de betrokkene in hoger beroep niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van proceskosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.