ECLI:NL:GHARL:2017:9480

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
200.218.993/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens niet indienen memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, die in eerste aanleg gedaagde was in conventie en eiseres in reconventie, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 28 maart 2017 was gewezen. De appellante heeft echter geen memorie van grieven ingediend, ondanks een uitstel dat haar was verleend om een nieuwe advocaat te stellen en de memorie van grieven in te dienen. De advocaat van de appellante, mr. A. Stoel, heeft zich onttrokken aan de zaak, en op de datum van de rol, 5 september 2017, heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld. Hierdoor is het recht van de appellante om van grieven te dienen vervallen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellante de door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt heeft laten verstrijken. Volgens artikel 133 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vervalt het recht om een proceshandeling te verrichten indien deze niet binnen de gestelde termijn is verricht en er geen uitstel kan worden verkregen. Het hof heeft ook verwezen naar de wijzigingen in het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, die per 1 september 2016 zijn ingegaan.

Aangezien de appellante geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep en het bestreden vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, heeft het hof het hoger beroep verworpen. De appellante is in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op nihil. De uitspraak is gedaan door de rechters J.H. Kuiper, B.J.H. Hofstee en M.W. Zandbergen, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.218.993/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 5210205 \ CV EXPL 16-5033)
arrest van 31 oktober 2017 in de zaak van:
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: voorheen mr. A. Stoel, kantoorhoudend te Dronten, die zich heeft onttrokken,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 28 maart 2017 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de appeldagvaarding van 28 juni 2017 waarbij door [appellante] hoger beroep is ingesteld van voormeld vonnis van 28 maart 2017 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van
11 juli 2017.
2.2
Op de eerst dienende dag is [geïntimeerde] niet verschenen, waarna tegen hem verstek is verleend. De zaak is verwezen naar de rol van 22 augustus 2017 voor het nemen van de memorie van grieven door [appellante] .
2.3
Ter rolle van 22 augustus 2017 heeft mr. Stoel zich onttrokken aan de zaak. Hij heeft zijn cliënte schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan. Voor het opnieuw stellen van een advocaat en het nemen van de memorie van grieven is aan [appellante] een uitstel van twee weken verleend tot 5 september 2017.
2.4
Ter rolle van 5 september 2017 heeft zich voor [appellante] geen nieuwe advocaat gesteld. Bijgevolg heeft [appellante] op laatstgenoemde datum geen memorie van grieven genomen.
2.5
Arrest is bepaald op heden, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
In art. 133 lid 4 Rv is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.
3.2
Met ingang van 1 september 2016 zijn diverse bepalingen van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) ingrijpend gewijzigd. In art. 1.7 Lpr is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.
3.3
Aangezien zich namens [appellante] ter rolle van 5 september 2017 geen nieuwe advocaat heeft gesteld, heeft [appellante] op laatstgenoemde roldatum niet (alsnog) van grieven gediend. [appellante] heeft de haar door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt laten verstrijken. Conform art. 6.4 Lpr is hierdoor het recht van [appellante] om van grieven te dienen, komen te vervallen. Art. 2.14 Lpr bepaalt vervolgens dat, indien het recht op het nemen van de memorie van grieven is komen te vervallen, de zaak ambtshalve naar de rol wordt verwezen voor arrest. Deze verwijzing wordt ongedaan gemaakt indien de wederpartij binnen twee weken na verval van dit recht verzoekt een memorie van eis in incidenteel hoger beroep te mogen nemen, maar die situatie doet zich thans niet voor.
3.4
Nu [appellante] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het bestreden vonnis van de kantonrechter niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, zal het hoger beroep van [appellante] worden verworpen.
3.5
[appellante] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellante] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (nihil).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellante] ;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan dit arrest vast op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. B.J.H. Hofstee en mr. M.W. Zandbergen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 oktober 2017.