In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige door de vader. De vader, die illegaal in Nederland verblijft en de Nigeriaanse nationaliteit heeft, verzocht om vervangende toestemming om zijn kind, geboren uit de moeder die de Nederlandse nationaliteit heeft, te erkennen. De moeder heeft geen toestemming gegeven voor deze erkenning, omdat zij vreest dat de erkenning schadelijk zal zijn voor haar en de ontwikkeling van het kind. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader afgewezen, en de vader ging hiertegen in beroep.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de psychische toestand van de moeder en de impact van de erkenning op haar en het kind. De moeder heeft aangegeven dat de erkenning haar in een onevenwichtige psychische toestand zou brengen, wat zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar risico voor de opvoeding van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de erkenning door de vader als ontwrichtend voor de situatie van de moeder en het kind zou worden beschouwd, en dat dit niet in het belang van het kind zou zijn. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de vader tot vervangende toestemming tot erkenning afgewezen.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van een stabiele opvoedingssituatie voor het kind en de noodzaak om de belangen van de moeder en het kind te beschermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van de erkenning. Het hof heeft ook opgemerkt dat de vader op een later moment opnieuw een verzoek tot erkenning kan indienen, wanneer de situatie mogelijk is veranderd.