In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2007 tot en met 2011 zijn opgelegd. Belanghebbende, een advocaat, heeft geen aangiften gedaan voor de jaren 2008, 2009 en 2010, en heeft in 2007 een te laag inkomen aangegeven. De inspecteur van de Belastingdienst heeft vergrijpboetes opgelegd voor de jaren 2007, 2008 en 2011. De rechtbank heeft de boetebeschikking voor 2011 gegrond verklaard, maar de overige beroepen ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had dat de jaren 2007 en 2008 niet meer aan de orde zouden komen en dat hij door toedoen van de Belastingdienst niet in staat was om aangiften te doen voor de jaren 2009 en 2010. Het Hof oordeelt dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan en dat de inspecteur de aanslagen op een redelijke schatting heeft gebaseerd. De vergrijpboetes worden verminderd, maar het Hof bevestigt de overige beslissingen van de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 7 november 2017.