ECLI:NL:GHARL:2018:10129

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.238.412
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Anjewierden
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor niet stoppen voor rood licht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 10 april 2018 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder geconfronteerd met een administratieve sanctie van € 230,- voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht, dat op 12 januari 2017 om 07:54 uur was vastgesteld op de Sir W. Churchillaan te Rijswijk. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de officier van justitie zijn beslissing onvoldoende had gemotiveerd en dat er geen ambtsedige verklaring was, wat de betrokkene dwong om beroep aan te tekenen bij de kantonrechter.

Het hof oordeelde dat de motivering van de officier van justitie niet voldeed aan de eisen van artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het hof stelde vast dat de kantonrechter de gebreken in de motivering van de officier van justitie had miskend door de beslissing in stand te laten. Het hof vernietigde zowel de beslissing van de kantonrechter als die van de officier van justitie, maar liet de inleidende beschikking in stand, omdat de bevoegdheid van de verbalisant was aangetoond. De gemachtigde had ook betwist dat de verbalisant over een boa-certificaat beschikte, maar het hof concludeerde dat de verbalisant voldoende bekwaam was.

De proceskosten werden toegewezen aan de betrokkene, met een totaalbedrag van € 1002,-. Het hof benadrukte dat de overtreding was geautomatiseerd vastgelegd door goedgekeurde radarapparatuur, en dat de betrokkene niet had aangetoond dat hij niet door rood licht was gereden. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak over de vereisten voor de motivering van beslissingen door de officier van justitie en de rol van de kantonrechter in het bestuursrechtelijke proces.

Uitspraak

WAHV 200.238.412
21 november 2018
CJIB 204516218
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 10 april 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudend te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 november 2018. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 januari 2017 om 07:54 uur op de Sir W. Churchillaan te Rijswijk met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert onder meer aan dat de officier van justitie zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Er is niet inzichtelijk gemaakt waarom de aangevoerde argumenten geen doel treffen. Bovendien refereert de officier van justitie aan een ambtsedige verklaring, terwijl die er niet is. Met deze motivering dwingt de officier van justitie de betrokkene tot het instellen van beroep bij de kantonrechter, om zo alsnog een gemotiveerde bespreking van zijn beroepsgronden te verkrijgen.
3. In artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
4. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in administratief beroep gemotiveerd de bevoegdheid van de verbalisant heeft bestreden. Ook is aangevoerd dat de meetapparatuur ten onrechte is uitgelezen door een andere verbalisant dan de verbalisant die het proces-verbaal heeft opgemaakt. Daarnaast heeft de gemachtigde gesteld dat de stopafstand tussen de geellichtfase en het rode licht te kort was. Ook zou de foto geen grondslag bieden voor de vaststelling van de gedraging. De eerste foto is genomen toen de stopstreep reeds was gepasseerd. Het kan dus zijn dat vóór het passeren van de stopstreep het verkeerslicht nog op geel of groen stond.
5. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard en deze beslissing (voor zover van belang) als volgt gemotiveerd:
“In uw beroepschrift en tijdens het horen hebt u aangevoerd dat u de gedraging niet hebt begaan of dat deze u niet verwijtbaar is. Hetgeen u aanvoert geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de ambtsedige verklaring van de verbalisant. Daarmee staat voor de officier van justitie vast dat het verkeerslicht reeds rood licht uitstraalde op het moment dat u dit passeerde. Evenmin is gebleken van andere (persoonlijke) omstandigheden op grond waarvan de sanctie zou moeten worden gematigd of vernietigd. Er wordt doorslaggevende betekenis toegekend aan de waarneming van de verbalisant. Omtrent de bewijsvoering verwijst de officier van justitie naar de bijlage(n). U hebt in uw beroepschrift ook nog andere beroepsgronden aangevoerd. Ook deze gronden zijn voor de officier van justitie geen reden om de sanctie te vernietigen of het bedrag te verlagen.”
6. Uit deze motivering blijkt naar het oordeel van het hof onvoldoende dat de officier van justitie de door de gemachtigde ingebrachte beroepsgronden bij de beoordeling van het beroep heeft meegewogen. Hoewel de officier van justitie niet gehouden is om expliciet op ieder argument van een betrokkene in te gaan, moet de betrokkene wel in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom de aangevoerde bezwaren geen doel treffen (vgl.
Kamerstukken II1988/89, 21221, nr. 3 (MvT) p. 154, 157). Dat is hier niet het geval. Bovendien zegt de officier van justitie zich te baseren op een ambtsedige verklaring, terwijl het dossier geen ambtsedige verklaring bevat. De motivering voldoet daarmee niet aan de eis van artikel 7:26, eerste lid, van de Awb. Door de beslissing in stand te laten, heeft de kantonrechter dit miskend. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen net als – met gegrondverklaring van het beroep daartegen – de beslissing van de officier van justitie. Wat verder tegen deze beslissingen is aangevoerd (waaronder het bezwaar dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter ontbreekt), hoeft geen bespreking meer.
7. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de gedraging in deze zaak is vastgesteld met radarapparatuur in een vaste flitspaal. De tekst in het zaakoverzicht betreft gegevens die automatisch door de apparatuur in de flitspaal zijn gegenereerd, naar aanleiding van een op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedraging. Gelet daarop is er van het uitlezen van meetapparatuur geen sprake, zodat de verweren op dat punt niet slagen. Een administratieve sanctie kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv worden opgelegd voor een gedraging die, zoals hier, op geautomatiseerde wijze is vastgesteld.
8. Het zaakoverzicht bevat onder meer de volgende gegevens:
‘De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 1,1 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden. (…)
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.’
9. Het dossier bevat verder twee foto’s. Op foto 1 is het voertuig van de betrokkene de stopstreep gepasseerd. De voorkant van het voertuig bevindt zich ter hoogte van het verkeerslicht. Op foto 2 is te zien dat het voertuig verder is gereden en het verkeerslicht volledig is gepasseerd. Op beide foto’s staat het verkeerslicht op rood. In het fotobijschrift is vermeld dat de geeltijd 2,9 seconden bedroeg.
10. Artikel 68, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) houdt in:
‘Bij driekleurige verkeerslichten betekent:
a. groen licht: doorgaan;
b. geel licht: stop: voor bestuurders die het teken zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan;
c. rood licht: stop.’
11. Het verweer van de gemachtigde dat de betrokkene niet door rood is gereden, aangezien zij de stopstreep al was gepasseerd toen het verkeerslicht op rood sprong, treft geen doel. Het passeren van de stopstreep heft de verplichting om voor een rood verkeerslicht te stoppen niet op. Er is niet gesteld of gebleken dat de betrokkene haar voertuig tijdens de geellichtfase redelijkerwijs niet voor de stopstreep tot stilstand had kunnen brengen. Door niet te stoppen voor geel terwijl dat, zoals hier, redelijkerwijs nog wel mogelijk is, komt de omstandigheid dat het verkeerslicht tijdens de manoeuvre alsnog op rood springt voor eigen rekening. De gedraging is verricht.
12. De gemachtigde betwist dat [E] bevoegd was om de verbalisant te beëdigen. Hij verwijst ter onderbouwing naar een arrest van het hof van 23 mei 2018 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:4776), waarin ook de bevoegdheid van [E] ter discussie is gesteld.
13. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de sanctie is opgelegd door verbalisant [F] , verbalisantnummer [00000] , buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) in het domein generieke opsporing.
14. Namens de advocaat-generaal is op de zitting van het hof bevestigd dat de verbalisant is beëdigd door [E] . Volgens de advocaat-generaal is [E] als hoofd van dienst op basis van een mandaatsbesluit uit 2011 bevoegd om boa’s te beëdigen. Voor het overige is verwezen naar het verweerschrift in de zaak met nummer WAHV 200.239.075, waarin de advocaat-generaal de mandaatconstructie uiteen heeft gezet.
15. Het hof stelt vast dat de advocaat-generaal in het verweerschrift in voormelde zaak, waarin de gemachtigde van de betrokkene eveneens optreedt en die op dezelfde zitting van het hof is behandeld, door alle onderliggende mandaatbesluiten te benoemen en te citeren, inzichtelijk heeft gemaakt dat [E] was gemandateerd om onder zijn dienst ressorterende boa’s te beëdigen. Daarmee is het verweer afdoende weerlegd en staat vast dat de beëdiging bevoegd heeft plaatsgevonden.
16. De gemachtigde heeft met verwijzing naar een arrest van het hof van 11 augustus 2017 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2017:6940) gesteld dat de sanctie moet worden vernietigd, omdat niet blijkt dat de verbalisant over een boa-certificaat beschikt. Het certificaat dat de gemachtigde op cjib.nl heeft aangetroffen, is geanonimiseerd.
17. In artikel 2 van het Besluit boa is bepaald dat een boa om opsporingsbevoegd te zijn moet voldoen aan verschillende voorwaarden, waaronder het beschikken over de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden.
Artikel 16 van dit Besluit bepaalt dat een persoon over voormelde bekwaamheid beschikt wanneer hij met goed gevolg een (kort gezegd) boa-examen heeft afgelegd.
18. Het hof heeft evenals partijen kennis genomen van het ‘getuigschrift boa’ dat onder de verbalisantcode [00000] op cjib.nl is gepubliceerd. Uit dit getuigschrift blijkt dat de verbalisant is geslaagd voor het examenprogramma Basisbekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar. De verbalisantcode op het certificaat is gelijk aan de verbalisantcode van [F] in het zaakoverzicht. Daarmee blijkt voldoende dat dit certificaat betrekking heeft op deze verbalisant. Dat het certificaat is geanonimiseerd, maakt dat niet anders.
19. Geen van de bezwaren tegen de inleidende beschikking treft doel. Het hof verklaart het beroep daartegen ongegrond.
20. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het hoger beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het verschijnen op de zitting van het hof en van de rechtbank dienen in totaal 4 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1002,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1002,00.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.