ECLI:NL:GHARL:2018:10745

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
200.222.962/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over terugbetaling van leasekosten en schadevergoeding tussen zelfstandig keukenmonteur en keukenzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], handelend onder de naam Charles Design, en JRHD B.V., handelend onder de naam Keukendesign Emmen. De appellant, die als zelfstandig keukenmonteur werkzaam is, heeft in eerste aanleg een vordering van JRHD B.V. betwist, die betaling van een bedrag van € 5.503,99 vorderde, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vordering van JRHD toegewezen, waarop de appellant in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft vastgesteld dat JRHD een factuur van € 5.000,- heeft betaald aan M-Lease voor een lease-auto die door de appellant werd gebruikt. De appellant heeft betoogd dat hij deze factuur zelf heeft betaald en dat JRHD geen recht heeft op terugbetaling. Het hof oordeelt echter dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Het hof concludeert dat JRHD voldoende heeft aangetoond dat de betaling aan M-Lease betrekking had op een factuur die aan de appellant was gericht.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de vordering van JRHD betreffende schadevergoeding niet toewijsbaar is, omdat er geen sprake was van een ingebrekestelling. Het hof heeft de vordering van JRHD tot een bedrag van € 5.000,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van JRHD vastgesteld op € 716,- aan verschotten en € 759,- voor het salaris van de advocaat. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter grotendeels vernietigd, maar de proceskostenveroordeling in stand gelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.222.962/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5931630)
arrest van 11 december 2018
in de zaak van
[appellant] h.o.d.n. Charles Design,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H.G.B. van der Wal, kantoorhoudend te Winschoten,
tegen
JRHD B.V. m.h.o.d.n. Keukendesign Emmen,
gevestigd te Roden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
JRHD,
advocaat: mr. J.M. [B] , kantoorhoudend te Assen.
Het hof neemt het tussenarrest van 25 september 2018 hier over.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
In genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de door JRHD in haar memorie van antwoord gegeven onderbouwing van haar vordering.
1.2
[appellant] heeft een antwoordakte genomen.
1.3
Ten slotte hebben partijen de processtukken overgelegd en is arrest bepaald.
1.4
De vordering van [appellant] in hoger beroep strekt tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
13 juni 2017, met afwijzing van de vorderingen van JRHD en veroordeling van haar in de kosten van beide instanties.

2.De vaststaande feiten

2.1
In eerste aanleg zijn de feiten niet vastgesteld, zodat het hof de feiten zelfstandig zal vaststellen. Het hof gaat, op grond van wat enerzijds is gesteld en anderzijds niet (voldoende) is weersproken, uit van de volgende feiten.
2.2
JRHD exploiteert onder de naam Keukendesign Emmen een keukenzaak. Voor de montage van door haar verkochte keukens maakt JRHD gebruik van zelfstandige keukenmonteurs.
2.3
[appellant] is, onder de naam Charles Keukendesign, actief als zelfstandig keukenmonteur. Hij heeft in die hoedanigheid in opdracht van JRHD werkzaamheden verricht.
2.4
Op 14 december 2015 is van de bankrekening van JRHD een bedrag van € 5.000,- overgemaakt naar M-Lease, met als omschrijving “
factuur Charles Design 201510680”.
2.5
In opdracht van JRHD heeft [appellant] een keuken gemonteerd bij de familie [B] te [C] .
2.6
JRHD heeft [appellant] in een vijftal WhatsApp berichten tussen 16 november 2016 en 10 januari 2017 (met toenemende klem) verzocht om contact op te nemen met de familie [B] over problemen van de familie [B] met een gasleiding en meterkast.
2.7
In een factuur van 16 december 2016 heeft JRHD [appellant] een bedrag van € 5.000,- inclusief btw (€ 4.132,23 exclusief btw) in rekening gebracht met als omschrijving: “
Openstaande lening € 5.000,- tbv Borg Lease Auto M-Lease factuur 201510680”. De betalingstermijn bedraagt vijf dagen.
2.8
Installatiebedrijf Klazienaveen heeft JRHD op 5 maart 2017 een bedrag van € 206,61 en op 6 maart 2017 een bedrag van € 210,74 in rekening gebracht voor werkzaamheden bij de familie [B] bestaande uit respectievelijk het op orde brengen van de groepenkast en het vervangen van een gasleiding. JRHD heeft [appellant] vervolgens op 7 maart 2017 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 417,35 exclusief btw, € 503,99 inclusief btw met als omschrijving:

Inzake het niet goed en deugdelijk monteren volgens de bijgevoegde opgaven. Familie [B] en Keukendesign Emmen heeft meerdere malen Charles Design de opdracht gegeven dit op te lossen, echter Charles Design heeft nooit meer wat van zich laten horen. Vandaar deze factuur, betaling binnen 3 werkdagen na dagtekening brief. Werkzaamheden zijn inmiddels afgerond door installatiebedrijf Klazienaveen. (facturen zijn bijgesloten!)
2.9
[appellant] heeft de facturen, ondanks diverse betalingsherinneringen en een sommatie van het door JRHD ingeschakelde incassobureau onbetaald gelaten.

3.De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg

3.1
JRHD heeft betaling gevorderd van een bedrag van € 5.503,99 in hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente en € 847,73 aan buitengerechtelijke kosten. [appellant] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd, waarna de kantonrechter hem heeft veroordeeld tot betaling van € 6.290,73, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van de facturen en proceskosten.

4.De bespreking van de grieven

4.1
[appellant] heeft één grief opgeworpen, die erop neerkomt dat de kantonrechter de vorderingen van JRHD ten onrechte heeft toegewezen. Met deze grief legt [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof voor.
4.2
[appellant] voert allereerst aan dat hij JRHD niets is verschuldigd betreffende de betaling aan M-Lease. Volgens [appellant] heeft hij ten tijde van de samenwerking met JRHD wel een lease-auto van M-Lease onder zich gehad, maar had hij zelf een overeenkomst met M-Lease, JRHD stond daarbuiten. De factuur van M-Lease betreffende de borg voor die auto heeft hij zelf betaald. JRHD heeft ook niet onderbouwd dat haar betaling aan M-Lease betrekking had op een aan hem, [appellant] , gerichte factuur van M-Lease. In dit verband wijst hij erop dat ook JRHD auto’s van M-Lease onder zich had. De betaling zal dan ook betrekking hebben op een andere auto, aldus [appellant] .
4.3
Naar het oordeel van het hof heeft JRHD voldoende onderbouwd dat zij een bedrag van € 5.000,- aan M-Lease heeft betaald en dat deze betaling betrekking had op een factuur betreffende een door [appellant] van M-Lease gehuurde auto. In dit verband stelt het hof vast dat [appellant] niet heeft bestreden dat het op de bankoverschrijving van 14 december 2015 vermelde factuurnummer 201510680 het nummer is van de factuur van M-Lease aan hem. Dat nummer is ook vermeld in de door JRHD aan [appellant] verzonden factuur van 16 december 2016. Dat de factuur van JRHD zelf een ander nummer heeft, doet daardoor, anders dan [appellant] meent, dan ook niet ter zake. Indien [appellant] de factuur van M-Lease niet zelf heeft betaald, is voldoende aannemelijk dat partijen, zoals JRHD heeft gesteld, hebben afgesproken dat JRHD het bedrag zou betalen en dat partijen voor dat bedrag een lening zijn aangegaan. Maar als [appellant] , zoals hij heeft betoogd, de factuur van M-Lease betreffende de borg zelf heeft betaald, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat JRHD ten aanzien van haar betaling aan M-Lease van € 5.000,-, een betaling die volgens haar deze factuur betreft, een vordering op [appellant] heeft, en niet op M-Lease.
4.4
Het hof stelt vast dat [appellant] zijn betoog dat hij de factuur van M-Lease zelf heeft betaald, niet heeft onderbouwd door een betalingsbewijs van de door hem gestelde betaling over te leggen. Dat had wel voor de hand gelegen, zeker nadat JRHD in haar memorie van antwoord uitdrukkelijk had bestreden dat [appellant] de factuur had betaald en er in dat verband op had gewezen dat [appellant] de betaling niet aantoont. [appellant] heeft de gelegenheid gehad om bij akte op de memorie van antwoord te reageren, maar heeft de gelegenheid om bij akte het betalingsbewijs alsnog in het geding te brengen niet benut. Hij heeft ook niet aangegeven dat hij wel beschikt over een dergelijk betalingsbewijs en heeft evenmin bewijs van deze betaling aangeboden. Onder deze omstandigheden heeft [appellant] zijn stelling dat hij de factuur van M-Lease zelf heeft betaald, onvoldoende onderbouwd. Het hof zal dan ook aan deze stelling voorbijgaan. Dat betekent, gelet op wat verder is overwogen, dat de vordering van JRHD betreffende de betaling aan M-Lease toewijsbaar is.
4.5
Met de factuur betreffende de familie [B] heeft JRHD, betoogt zij, schade in rekening gebracht die zij heeft geleden doordat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. JRHD heeft alleen aanspraak op schadevergoeding wanneer [appellant] in verzuim verkeerde toen JRHD Installatiebedrijf Klazienaveen opdracht gaf herstelwerkzaamheden bij de familie [B] te gaan verrichten. Nakoming was toen immers niet blijvend onmogelijk. [appellant] heeft er terecht op gewezen dat gesteld noch gebleken is dat JRHD hem in gebreke heeft gesteld. De overgelegde whatsapp-berichten zijn niet als een ingebrekestelling te beschouwen. Ze voldoen, alleen al vanwege het ontbreken van een termijnstelling, niet aan de vereisten van artikel 6:82 BW. JRHD heeft niets gesteld waaruit volgt dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden. De vordering van JRHD stuit dan ook af op het verzuimvereiste. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of [appellant] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen zoals JRHD stelt, maar [appellant] bestrijdt.
4.6
De hoofdsom van de vordering van JRHD is toewijsbaar tot een bedrag van
€ 5.000,-. Tegen de toewijzing door de rechtbank van wettelijke rente en tegen de door de rechtbank gehanteerde ingangsdatum - de dag van opeisbaar worden van de factuur - heeft [appellant] in de (toelichting op de) grief geen bezwaar gemaakt, zodat het hof het vonnis op dit punt zal bekrachtigen, met dien verstande dat het hof in het dictum een ingangsdatum,
21 december 2016 (de door de rechtbank bedoelde ingangsdatum), zal vermelden. Het hof merkt daarbij op dat JRHD in haar memorie van antwoord weliswaar heeft betoogd dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is, maar daaraan geen consequenties heeft verbonden, zodat dat betoog verder kan worden voorbijgegaan.
4.7
De vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar. JRHD heeft, hoewel dat gelet op het karakter van de hiervoor toewijsbaar geoordeelde vordering wel op haar weg lag, in het licht van het door [appellant] gevoerde verweer onvoldoende onderbouwd dat in de buitengerechtelijke fase werkzaamheden zijn verricht die niet zijn te beschouwen als verrichtingen die onder het bereik van de proceskostenveroordeling vallen. Aan een toetsing van de redelijkheid van de omvang van de gevorderde kosten komt het hof dan ook niet toe.
4.8
Omdat het hof een lager bedrag toewijsbaar oordeelt dan de kantonrechter, zal het hof het vonnis van de kantonrechter om praktische redenen grotendeels, behoudens voor wat de proceskostenveroordeling, vernietigen. Dat neemt niet weg dat [appellant] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep grotendeels in het ongelijk is gesteld. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg blijft om die reden in stand. [appellant] zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief I).

5.De beslissing

Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 5 september 2017 tussen partijen gewezen voor wat betreft de proceskostenveroordeling en vernietigt het vonnis voor het overige,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan JRHD te betalen een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2016 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en bepaalt deze kosten voor zover tot op heden aan de zijde van JRHD gevallen op € 716,- aan verschotten en op € 759,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. O.E. Mulder en mr. W.F. Boele en is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.