ECLI:NL:GHARL:2018:1171

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
200.182.890
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtmatigheid van een stookverbod in een parkreglement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten [appellante] en [appellant] tegen Egelshoek Park B.V. over de rechtmatigheid van een stookverbod dat is opgenomen in het parkreglement van Chaletpark Floris V. Appellanten, eigenaren van chalets op het park, vorderen de vernietiging van een eerder vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin hun vordering om haarden op hout te mogen stoken werd afgewezen. Het hof heeft de inhoud van een eerder tussenarrest van 1 maart 2016 overgenomen en de processtukken van de partijen in aanmerking genomen.

De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van appellanten afgewezen, waarbij zij hen ook in de proceskosten had veroordeeld. In hoger beroep stellen appellanten dat zij niet gebonden zijn aan het stookverbod in het parkreglement, omdat zij een persoonlijk recht zouden hebben verkregen van de voormalige eigenaren van het park. Het hof oordeelt dat Egelshoek, als verkrijger onder bijzondere titel, niet gebonden is aan persoonlijke rechten van haar rechtsvoorganger.

Het hof concludeert dat het parkreglement kwalificeert als algemene voorwaarden en dat Egelshoek onvoldoende heeft aangetoond dat appellanten tijdig kennis hebben genomen van deze voorwaarden. Hierdoor slaagt het beroep op vernietiging van het stookverbod. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat appellanten gerechtigd zijn om haarden op hout te stoken in hun chalets. Tevens wordt Egelshoek veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten aan appellanten en in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.182.890
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland: 388467)
arrest van 6 februari 2018
in de zaak van

1.[appellante] ,

voor zichzelf, alsmede in haar hoedanigheid van lasthebber namens haar partner [A] ,
2. [appellant],
voor zichzelf, alsmede in haar hoedanigheid van lasthebber namens zijn echtgenote [B] ,
allen wonende te [C] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [appellante] en [appellant] ,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Egelshoek Park B.V.,
gevestigd te Hollandse Rading,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Egelshoek,
advocaat: mr. J. Rutteman.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 maart 2016 hier over.
1.1
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2016;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2016;
- de memorie van grieven, met prodcutie;
- de memorie van antwoord, met producties.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.3
[appellante] en [appellant] vorderen in het hoger beroep - kort samengevat en na wijziging van eis - de vernietiging van het vonnis van 23 september 2015 en alsnog te verklaren voor recht dat [appellante] en [appellant] gerechtigd zijn haarden op hout te stoken en te blijven stoken en Egelshoek te verbieden dat gebruik te belemmeren op verbeurte van een dwangsom en Egelshoek te veroordelen aan [appellante] en [appellant] te betalen een bedrag van € 2.500 aan buitengerechtelijke kosten met haar veroordeling in de kosten van beide instanties.

2.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

2.1
[appellante] en [appellant] hebben in eerste aanleg – samen met een derde partij – nagenoeg hetzelfde gevorderd als in hoger beroep.
2.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 23 september 2015 de vordering afgewezen en [appellante] , [appellant] en de derde partij veroordeeld in proceskosten.

3.Debeoordelingvandegrievenendevordering

3.1
Met het hoger beroep leggen [appellante] en [appellant] het hele geschil aan het hof voor. Het gaat in dit geding kort samengevat om het volgende. [appellante] is sedert november 2002 eigenaar van kavel [000] op Chaletpark Floris V, voorheen genaamd Chaletpark Het Boerderijtje. [appellant] is eigenaar van kavel [001] sedert maart 2002. De kavels zijn bebouwd met een recreatiewoning (chalet) op een voet van beton met houtskeletbouw. In de akte tot levering van deze kavels is verwezen naar een parkreglement van 27 oktober 1999 (hierna: het parkreglement) van welke akte een afschrift is ingeschreven in het register van het kadaster en de openbare registers, alsmede een aanvulling hierop zoals vastgelegd in een akte van 28 november 2000, welke aanvulling eveneens is ingeschreven. Artikel 7 lid 1 van het parkreglement bepaalt:
“Voor kook- en verwarmingsdoeleinden mag uitsluitend gebruikt worden gemaakt van het propaangas, dat via de gashouder van Chaletpark Het Boerderijtje wordt aangeleverd. Het is derhalve ten strengste verboden steenkool, hout en dergelijke in de kachel of anderszins te stoken.”Op 20 december 2013 is het Chaletpark verkocht en geleverd aan Egelshoek. In de akte van levering is eveneens verwezen naar voormeld parkreglement. [appellante] en [appellant] beschikken sedert respectievelijk 2003 en 2006 over een haard of houtkachel (als verwarming) in hun chalets. Bij brief van 18 februari 2015 heeft Egelshoek onder verwijzing naar het parkreglement de eigenaren van de chalets gehouden aan het houtstookverbod.
3.2
Op verschillende gronden voeren [appellante] en [appellant] aan dat zij niet gebonden zijn aan artikel 7 lid 1 van het parkreglement. Voor zover zij zich erop beroepen dat zij van de voormalige eigenaren van het park mondeling een persoonlijk recht hebben verkregen tot het stoken van hout in hun chalets, geldt dat zij dat persoonlijke recht niet tegen Egelshoek kunnen inroepen. Als verkrijger onder bijzondere titel is Egelshoek immers niet gebonden aan persoonlijke rechten die haar rechtsvoorganger heeft verschaft, ook niet indien zij van die persoonlijke rechten op de hoogte zou zijn gesteld (door mevrouw [D] ). [appellante] en [appellant] hebben niet gesteld waarom dat in dit geval anders zou moeten zijn. Het beroep van [appellante] en [appellant] op de in de in december 2013 door Chaletpark Floris V uitgebrachte Nieuwsbrief faalt om dezelfde reden.
3.3
[appellante] en [appellant] stellen voorts dat het parkreglement van 27 oktober 1999 is vervangen door een nieuw reglement in 2006 waarin geen houtstookverbod meer is opgenomen. Zij verwijzen daartoe naar het door hen als productie III bij inleidende dagvaarding overgelegde “Terreinreglement van Chaletpark Floris V B.V.” Nog daargelaten dat productie III bij inleidende dagvaarding niet is gedateerd, zodat niet kan worden vastgesteld wanneer deze versie van het parkreglement in omloop is gebracht, heeft Egelshoek terecht aangevoerd dat deze versie niet is ingeschreven in de openbare registers. Een wijziging in 2000 is dat wel en die maakt dan ook onderdeel uit van het parkreglement. Voorts heeft Egelshoek er terecht op gewezen dat in de leveringsaktes van chalets en de leveringsakte van het chaletpark aan haar na 2006 steeds (enkel) is verwezen naar het parkreglement van 27 oktober 1999 (en de wijziging van 2000). Op welke wijze Egelshoek gebonden zou (moeten) zijn aan de kennelijk in omloop gebrachte versie van het reglement die als productie III is overgelegd, hebben [appellante] en [appellant] , in het licht van vorenstaande omstandigheden, niet voldoende gemotiveerd toegelicht. Van afstand van recht of rechtsverwerking aan de zijde van Egelshoek is geen sprake.
3.4
[appellante] en [appellant] betogen verder dat het in artikel 7 lid 1 van het parkreglement vervatte houtstookverbod onredelijk bezwarend is en op grond daarvan buitengerechtelijk is vernietigd door hun advocaat. [appellante] en [appellant] zijn echter niet ingegaan op het verweer van Egelshoek dat eenzijdige vernietiging in dit geval niet mogelijk is omdat het om een beding betreffende een registergoed gaat.
3.5
[appellante] en [appellant] hebben in dit geding als vernietigingsgrond gesteld strijd met artikel 3:40 BW, de openbare orde en de goede zeden. Nu zij dit beroep niet voldoende hebben toegelicht, gaat het hof aan die stelling voorbij. Voorts hebben zij gesteld dat het als algemene voorwaarden te beschouwen parkreglement voor de koop en levering van de chalets niet ter hand is gesteld en tot slot dat artikel 7 lid 1 van dit parkreglement een onredelijk bezwarend beding is.
3.6
Vast staat dat het parkreglement kwalificeert als een set algemene voorwaarden. De verwijzing naar deze algemene voorwaarden is opgenomen in een notariële leveringsakte waarbij is verwezen naar de openbare registers. De kennisgeving van de toepasselijkheid van algemene voorwaarden dient echter voor of bij de koopovereenkomst te geschieden. De gebruiker van algemene voorwaarden moet voorts voldoende gemotiveerd stellen en – bij betwisting – bewijzen dat, uiterlijk op het moment dat de overeenkomst is gesloten, de wederpartij een redelijke mogelijkheid is geboden om van deze algemene voorwaarden kennis te nemen, hetgeen in beginsel slechts kan geschieden door ter handstelling daarvan. Dat daarvan sprake is geweest wordt door Egelshoek weliswaar gesuggereerd, maar niet (gemotiveerd) onderbouwd. Het enkele feit dat [appellante] en [appellant] toestemming hebben gekregen om een houtkachel te plaatsen, impliceert nog niet dat zij kennis hadden genomen van het parkreglement, laat staan dat daarmee vast staat dat [appellante] en [appellant] dit parkreglement voorafgaand aan of bij de koop van hun recreatiewoningen ter hand was gesteld.
3.7
Nu [appellante] en [appellant] betwisten dat ze de algemene voorwaarden (tijdig) ter hand gesteld hebben gekregen en Egelshoek onvoldoende heeft gesteld voor het tegendeel, slaagt het beroep op de vernietigingsgrond ex artikel 6:233 onder b en 6:234 BW. Aan bewijslevering door Egelshoek wordt niet toegekomen.
3.8
Door de vernietiging van de algemene voorwaarden kan Egelshoek het daarin opgenomen stookverbod niet aan [appellante] en [appellant] tegenwerpen. Grief IV slaagt in zoverre. Het vonnis kan niet in stand blijven en de primaire vordering onder (i) zal alsnog worden toegewezen als na te melden. Nu het hof niet toekomt aan de subsidiaire vordering onder (i) zal het niet oordelen over de vraag of de daarin gestelde nadere voorwaarden, waaronder gestookt zou mogen worden, uitgaan van een juiste maatstaf. Omdat de vordering onder (i) zal worden toegewezen, slaagt ook grief VI. Bij de vordering onder (ii) hebben [appellante] en [appellant] geen belang, nu Egelshoek het stookverbod niet jegens hen mag handhaven. Er is uit dien hoofde dan ook geen grondslag om hen te belemmeren in het vrij gebruik van het park, terwijl [appellante] en [appellant] deze vordering voor het overige niet hebben toegelicht. Verder is de vordering te ruim geformuleerd waardoor deze op grond daarvan niet voor toewijzing in aanmerking komt.
3.9
[appellante] en [appellant] hebben € 2.500 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Als niet weersproken zal het hof die vordering toewijzen.
Slotsom
3.1
Omdat grief IV (deels) en VI slagen, moet het bestreden vonnis worden vernietigd. Het hof zal alsnog de vorderingen onder (i) en (iii) toewijzen als na te melden. Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Egelshoek in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] en [appellant] zullen worden vastgesteld op € 98,98 aan explootkosten, op € 285 aan griffierecht en op € 904 (2 punten x tarief II) aan salaris advocaat. De kosten voor de procedure in hoger beroep zullen worden vastgesteld op € 94,19 aan explootkosten, op € 314 aan griffierecht en op € 894 (1 punt x tarief II) aan salaris advocaat.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden Nederland, zittingsplaats Utrecht, van
23 september 2015 en doet opnieuw recht:
verklaart voor recht dat [appellante] en [appellant] gerechtigd zijn in respectievelijk haar en zijn chalet, staande en gelegen op het Chaletpark Graaf Floris V te [C] op nummers [000] en [001] , haarden op hout te stoken;
veroordeelt Egelshoek aan [appellante] en [appellant] te betalen een bedrag van € 2.500 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Egelshoek in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellante] en [appellant] vastgesteld op € 98,98 voor explootkosten, op € 285 voor griffierecht en op € 904 voor salaris advocaat en tot aan deze uitspraak vastgesteld op
€ 94,19 voor explootkosten, op € 314 voor griffierecht en op € 894 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, Th.C.M. Willemse en S.B. Boorsma en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.