Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Verder over de grieven
“U vraagt mij of [geïntimeerde] op een later moment, toen de optie [C] niets werd, er alsnog mee heeft ingestemd dat de huur tussen hem en de BV per 1 september 2013 zou eindigen. Ik antwoord dat dat zo is. Op enig moment, dat zal in juli of augustus 2013 zijn geweest, liepen [geïntimeerde] en ik buiten bij het pand aan de [a-straat] 5. [geïntimeerde] zei toen: "dan moeten we maar afscheid van elkaar nemen". Ik vatte dat op als een instemming met de beëindigen per 1 september 2013. U vraagt mij onder welke omstandigheden [geïntimeerde] dit tegen mij zei. Volgens mij liepen we op dat moment van het pand [a-straat] 3 naar [a-straat] 5. Ik denk dat ik hem toen de sleutels ging overhandigen van [a-straat] 5. Die sleutels moest ik overhandigen omdat de BV per 1 september 2015 stopte in [a-straat] 5. [geïntimeerde] had de sleutels aan mij teruggevraagd. De huurcontracten van de BV betreffende dat pand waren overgegaan naar [geïntimeerde] . Tegen die achtergrond - de sleutels werden overhandigd en de huurcontracten waren overgegaan - heb ik de hiervoor vermelde opmerking van [geïntimeerde] opgevat als een instemming met de huurbeëindiging per 1 september 2013.”
“De BV heeft het pand per 1 september 2013 verlaten. De zittende huurders zijn aan mij gaan betalen. Dat heb ik rechtstreeks met hen geregeld. Ik kan me niet herinneren dat ik na het vermelde gesprek voor 1 september 2013 nog een gesprek met [appellant] heb gehad. Ik heb het pand per 1 september 2013 ter beschikking gekregen. Ik heb ook de sleutels van het pand ontvangen. Hoe dat precies gegaan is weet ik niet meer. Ze zijn me opgestuurd of ik heb ze opgehaald. Daaraan voorafgaand zal er wel contact zijn geweest tussen mij en [appellant] , waarbij ik gezegd zal hebben dat ik de sleutels wilde hebben. Ik kan me niet herinneren dat ik bij gelegenheid van het ontvangen van de sleutels iets tegen [appellant] gezegd heb als "dan nemen we nu afscheid van elkaar". Volgens mij heb ik de sleutels ook niet van [appellant] zelf gekregen, maar van zijn echtgenote, maar dat weet ik niet zeker. Ik kan me niet herinneren of er nog contact is geweest tussen mij en [appellant] over de consequenties van het vertrek van de BV uit het pand per 1 september 2012. Wellicht is er email contact geweest, maar dat kan ik zo niet reproduceren.”
“Ik weet niet of er afspraken gemaakt zijn tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de beëindiging van de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Exploitatie. Ik weet dus ook niet of de afspraak is gemaakt dat de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Exploitatie per 1 september 2013 zou eindigen. Wel weet ik dat toen het gesprek tussen [appellant] , [geïntimeerde] en mij plaatsvond, [appellant] en [geïntimeerde] al hadden gesproken over de beëindiging van de huurovereenkomst tussen Exploitatie en [geïntimeerde] . Wat de inhoud van die gesprekken was weet ik niet. (…)Op de vraag van mr. Klemann antwoord ik dat de insteek van het gesprek tussen [appellant] , [geïntimeerde] en mij was dat Exploitatie zou stoppen met de huurovereenkomst. Of dat per
14 juni 2013. Anders dan [appellant] betoogt, volgt uit dit e-mailbericht niet dat [geïntimeerde] heeft ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst per 1 september 2013. In het
e-mailbericht doet [appellant] slechts voorstellen om tot een beëindiging te komen.
"5.3 De kantonrechter heeft het verweer van [appellant] dat de huurovereenkomst per1 september is beëindigd verworpen en het betoog van [geïntimeerde] dat [appellant] als bestuurder van Exploitatie onrechtmatig heeft gehandeld gehonoreerd. Hij heeft daartoe het volgende overwogen. [appellant] heeft als bestuurder van Exploitatie bewerkstelligd dat deze vennootschap halverwege de looptijd van de overeenkomst het gehuurde heeft verlaten en heeft opgehouden de huurpenningen te betalen, aldus [geïntimeerde] met een vordering achterlatend (1). [appellant] heeft tegelijkertijd Exploitatie gelaten voor wat die was en daarin geen activiteiten meer ontwikkeld, waardoor deze vennootschap na korte tijd leeg was en geen verhaal meer bood (2). [appellant] heeft de activiteiten die tot dan toe in Exploitatie werden uitgeoefend, voortgezet op een andere plek in een andere vennootschap, Zwolse (3). Dit patroon heeft hij eerder laten zien bij Consultancy (4). Daarbij heeft [appellant] als bestuurder van Consultancy [geïntimeerde] laten zitten met een oninbare vordering van ruim€ 21.000,- (5). Deze omstandigheid had ertoe moeten leiden dat [appellant] als bestuurder van Exploitatie een bijzondere zorg voor de belangen van [geïntimeerde] in acht had moeten nemen (6). Hij heeft dat niet gedaan, maar [geïntimeerde] opnieuw met een grote huurschuld laten zitten en heeft zelf met een nieuwe vennootschap in het naastgelegen pand de activiteiten van Exploitatie voortgezet (7). Deze gang van zaken is maatschappelijk zodanig onzorgvuldig dat [appellant] daarvan persoonlijk een ernstig verwijt treft.(…)5.5 Het hof stelt vast dat [appellant] niet heeft bestreden dat indien de door de kantonrechter vastgestelde feiten en omstandigheden - door het hof weergegeven met de nummers 1 tot en met 7 - vaststaan de kantonrechter terecht heeft geconcludeerd dat [appellant] daarvan in dat geval persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Welbeschouwd richten de (met a en b aangeduide) grieven zich alleen tegen de hierboven met 1 en 3 (en daarmee ook 7) aangeduide omstandigheden, zodat in appel van de juistheid van de als 2 en 4 tot en met 6 aangeduide feiten en omstandigheden kan worden uitgegaan.5.6 Het staat vast dat de huurovereenkomst door Exploitatie is aangegaan voor twee jaren, derhalve tot 15 september 2014, met een verlenging van vijf jaren indien niet tijdig is opgezegd. Het staat ook vast dat per 1 september 2013 sprake was van een huurachterstand van € 13.829,40, dat de huur vanaf die datum niet meer is betaald en dat Exploitatie het pand per die datum heeft ontruimd. Exploitatie heeft [geïntimeerde] dan ook per 1 september 2013 in elk geval met een huurschuld achtergelaten, zoals de kantonrechter onder 1 heeft overwogen."
Uit de stukken volgt ook dat Zwolse vanaf medio 2011 een overeenkomst had met [D] Mediation (hierna: [D] ), onder meer inhoudende dat [D] tegen een vergoeding van € 650,- per maand gebruik kon maken van “Kantoor [a-straat] ”. Omdat Zwolse pas vanaf 1 maart 2013 de beschikking had over het pand [a-straat] 3 zal met het “Kantoor [a-straat] ” het pand [a-straat] 5 zijn bedoeld. In het omzetoverzicht betreffende [a-straat] 3 is vanaf het derde kwartaal van 2013 omzet geboekt onder de naam [D] . Ongeveer 30% van de omzet in het derde en vierde kwartaal van 2013 is van [D] afkomstig. Daarbij verdient wel aantekening dat [D] niet wordt vermeld op de lijst met omzet betreffende het pand. Dat zal het gevolg zijn van het feit dat Exploitatie niet rechtstreeks aan [D] verhuurde, maar via Zwolse. Opmerkelijk is dan wel dat, zoals [geïntimeerde] opmerkt, Exploitatie voor het gebruik van het pand door [D] maar een fractie in rekening bracht aan Zwolse (€ 405,25 voor de periode lopende van januari tot en met eind augustus 2013) van het bedrag dat Zwolse voor dat gebruik bij [D] in rekening bracht. Ten aanzien van [D] staat naar het oordeel van het hof dan ook wel vast dat een verschuiving van inkomsten heeft plaatsgevonden van Exploitatie naar Zwolse. Ten aanzien van de andere huurders van Exploitatie kan dat op basis van de overgelegde stukken niet worden vastgesteld.