Uitspraak
de gemeente,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] Tuinmarkt V.O.F.,
de Tuinmarkt,
4. [geïntimeerde4] ,
[geïntimeerde4],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil, de beslissing in eerste aanleg en de vordering in hoger beroep
Tussen partijen staat vast dat hun onderlinge rechtsverhouding nog steeds wordt bepaald door de intentieovereenkomst van eind 2013 en voorts dat [geïntimeerden] c.s. op basis van die overeenkomst recht heeft op een door de gemeente te betalen vergoeding. Hetgeen partijen in essentie verdeeld houdt, betreft de vraag hoe hoog die vergoeding zou moeten zijn. Geheel in lijn met de intentieovereenkomst is reeds eerder opdracht verstrekt aan [C] om [a-straat] 20 te [A] te taxeren. Op 19 april 2016 heeft [C] zijn definitieve rapport uitgebracht. Ingevolge het bepaalde in artikel 2 van de intentieovereenkomst hebben partijen dat rapport van [C] als bindend advies aangemerkt en vastgelegd dat zij zich hieraan zullen conformeren. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemeente - desgevraagd - tot twee keer toe aangegeven dat zij het rapport van [C] niet (langer) betwist. Daarmee staat vast dat de gemeente zich gebonden acht aan dat rapport, te meer ook omdat de gemeente niet heeft gesteld dat zij dit rapport in rechte betwist of zal gaan betwisten. [C] heeft het onroerend goed gewaardeerd op een bedrag van bijna € 1.300.000,00. Gelet hierop, acht de rechtbank het te billijken dat aan [geïntimeerden] c.s. bij wijze van voorschot een bedrag van € 1.000.000,00 kan worden toegekend. Het restitutierisico moet bij toewijzing van een dergelijk bedrag aanvaardbaar geacht worden, mede ook omdat de door de gemeente ingeschakelde deskundigen, mr. H.J.A. van Hoogmoed en Hoogstate Taxateurs en Rentmeesters, tot bedragen (respectievelijk € 800.000,00 en € 855.385,00) komen in dezelfde orde van grote voor het onroerend goed. Het meer gevorderde zal worden afgewezen gelet op het restitutierisico, dat samenhangt met de taxatiewaarde van het onroerend goed, en het feit dat bij de huidige stand van zaken bij de wijze van uitvoering van de intentieovereenkomst, onvoldoende duidelijk is wat de (omvang) verplaatsingsschade is van [geïntimeerden] , onder meer vanwege onduidelijkheden met betrekking tot een alternatieve locatie.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
nietis voldaan.