ECLI:NL:GHARL:2018:1398

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
200.201.631/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over redelijke kostenvergoeding bij contract met leemte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], een (aluminium)lasser, tegen Beheerdiensten.nl B.V. over een geschil betreffende een redelijke kostenvergoeding in het kader van een contract met leemte. [Appellant] was tot oktober 2015 mede-eigenaar van Alu-Bouw Fryslân B.V. en stond borg voor een krediet aan deze onderneming. Na het dreigende faillissement van Alu-Bouw hebben [appellant] en [B] een spaarconstructie opgezet via Beheerdiensten.nl, waarbij [appellant] werkzaamheden zou verrichten en een deel van zijn beloning zou worden gespaard. De vordering van [appellant] betreft een bedrag van € 11.620,64, dat hij meent te vorderen op basis van gemaakte afspraken over de beloning voor zijn werkzaamheden. De kantonrechter heeft de vordering in eerste aanleg afgewezen, waarna [appellant] in hoger beroep is gegaan.

In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] gezamenlijk besproken. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de door [appellant] gestelde afspraken over de kostenvergoeding. Het hof stelt vast dat een deel van het gedeclareerde bedrag voor werkzaamheden van [appellant] niet zou worden verloond, maar voor hem zou worden gespaard. Het hof acht de door [appellant] gevorderde kostenvergoeding van 15% over het gedeclareerde bedrag niet redelijk, omdat dit niet de werkelijke kosten dekt die Beheerdiensten heeft gemaakt. Het hof komt tot de conclusie dat Beheerdiensten in redelijkheid kosten heeft gemaakt voor de spaarconstructie en dat het resterende bedrag na aftrek van deze kosten € 5.743,99 bedraagt. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [appellant] gedeeltelijk toe, met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.201.631/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4675492 CV EXPL 15-13481)
arrest van 13 februari 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J.W. de Vries,
tegen
Beheerdiensten.nl B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Beheerdiensten,
niet verschenen.

1.De procedure in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussenvonnis van 19 januari 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen, en het eindvonnis van 13 juli 2016, gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
In hoger beroep is de procedure als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep van 12 oktober 2016, met grieven en producties;
- het op 25 oktober 2016 aan Beheerdiensten verleende verstek;
- de conclusie van eis van 6 december 2016.
2.2
Vervolgens heeft [appellant] de stukken overgelegd voor arrest en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellant] heeft, kort weergegeven, vernietiging gevorderd van het bestreden eindvonnis van 13 juli 2016 en veroordeling van Beheerdiensten gevorderd tot betaling van primair € 11.620,64 of subsidiair € 14.971,50 dan wel meer subsidiair € 2.250,- plus
€ 3.915,-, een en ander met wettelijke rente vanaf dagvaarding in eerste aanleg en met
€ 1.181,31 buitengerechtelijke incassokosten, onder veroordeling van Beheerdiensten in de proceskosten van beide instanties.

3.De feiten

3.1
Tussen partijen staat, als gesteld en erkend of niet weersproken, alsmede gelet op de overgelegde en niet betwiste producties, het volgende vast.
3.2
[appellant] is van professie (aluminium)lasser en was tot 21 oktober 2015 mede-eigenaar/aandeelhouder van Alu-Bouw Fryslân B.V. (hierna verder te noemen: Alu-Bouw). Hij stond persoonlijk borg voor een krediet aan Alu-Bouw.
Beheerdiensten.nl was tot december 2014 een handelsnaam van Eurocredit B.V., van welke onderneming [B] enig aandeelhouder is.
3.3
Toen faillissement van Alu-Bouw dreigde, hebben [appellant] en [B] in december 2014 ten behoeve van [appellant] een spaarconstructie opgezet, met de bedoeling om gedurende drie jaar (volgens [appellant] vanaf faillissement of schuldsanering) inkomsten van [appellant] opzij te zetten. In december 2014 is Beheerdiensten opgericht, met Dijkstra- Voerman als enig aandeelhouder en bestuurder.
Afgesproken is dat [appellant] via Beheerdiensten werkzaamheden gaat verrichten bij derden, dat Beheerdiensten een deel van de beloning voor [appellant] spaart en dat de verloning van [appellant] 's werkzaamheden plaats vindt via een payrollbedrijf, P-services solutions B.V. (hierna verder te noemen: P-services).
3.4
[appellant] heeft in januari 2015 een opdracht binnengehaald van Neptune Shipyards B.V. (hierna: Neptune) voor het verrichten van specialistische laswerkzaamheden op een locatie te Aalst vanaf 13 januari 2015, voor de duur van drie weken met de mogelijkheid van verlenging. Op 12 januari 2015 heeft Neptune deze opdracht aan Beheerdiensten verstrekt. Daarbij is een uurtarief van € 45,- (exclusief 21 % btw) en een vergoeding voor reiskosten van € 0,25 per kilometer overeengekomen. Neptune zou voor overnachting en de vergoeding daarvoor zorgen. Ter uitvoering van de opdracht heeft Beheerdiensten [appellant] ingeschakeld, waarbij is afgesproken dat de verloning van de werkzaamheden van [appellant] plaats vindt via P-services, overeenkomstig de gemaakte afspraken.
3.5
Per e-mail van 13 april 2015 heeft [appellant] aan Beheerdiensten laten weten dat hij voortaan zijn werkzaamheden gaat inzetten voor het door zijn levenspartner opgerichte bedrijf CZ Jachtservice. Hij bedankte Beheerdiensten voor de samenwerking en verzocht:
"
om mijn tegoed in Beheerdiensten voor mijn werkzaamheden bij Neptune Marine binnen 5 dagen over te maken naar [bankrekeningnummer] (….). Ook de bedragen die nog binnenkomen, na aftrek van Jouw vergoeding en wat overblijft na de betaling aan P-services ontvang ik graag naar de bovengenoemde bankrekeningnummer."
3.6
Beheerdiensten heeft op 20 april 2015 geantwoord:
"
In 2014 hebben wij met 3 specialismes een poging gedaan om jou als aandeelhouder binnen Alubouw BV te laten bestaan (…). De 3 specialismes zijn Westpoort Juristen voor de juridische kant, Eurocredit BV voor de management onderhandelingen en Simaak voor de boekhoudkundige kant. Medio november 2014 bleek de situatie voor jou als aandeelhouder van Alubouw BV steeds moeilijker te worden en hebben wij binnen Eurocredit BV samen met jou het besluit genomen om een noodscenario te creëren waarbij jij als persoon zo weinig mogelijk schade zou oplopen bij een eventueel faillissement van Alubouw of je eigen beheer BV. Speciaal voor deze gelegenheid hebben wij Beheerdiensten.nl BV opgezet met daarin een samenwerking met P-services als payroll bedrijf zodat je als werknemer van Beheerdiensten.nl BV aan het werk kon gaan. Naast het opzetten van deze BV hebben wij uiteraard de nodige zaken als verzekeringen en dergelijke moeten regelen om de risico's voor ons en jezelf zoveel mogelijk af te dekken. (...) Van onze kant rest er alleen nog het opmaken van de eindafrekening voor je activiteiten waarbij het surplus van je werkzaamheden als netto-salaris via P-Services zal worden verrekend (…). De afrekening zal komen nadat wij alle betalingen binnen hebben en alle rekeningen hebben betaald."
3.7
Ook heeft Beheerdiensten aan [appellant] geschreven (volgens de kantonrechter op
7 juli 2015, maar blijkens datering van de e-mail zelf op 04/07/2015):
"
Uw inkomen is in onder overleg bepaalt op hetgeen aan u is betaald, om bij een mogelijk beslag niet extra te hoeven betalen, wel is de afspraak gemaakt dat per gewerkt declarabel uur € 5,00 voor u gereserveerd zou gaan worden om in een rustigere periode aan uw BV, [B] Beheer BV, een bedrag uit te keren onder aftrek voor de voor u persoonlijk gemaakte kosten. De berekening is bijgevoegd."
In deze berekening heeft Beheerdiensten uiteengezet dat en waarom, uitgaande van
€ 5,- per door [appellant] gewerkt declarabel uur (in de weken 3 tot en met 14 van 2015) en rekening houdend met de kosten van door Beheerdiensten aan Leenstra Beheer B.V. verleende diensten, [appellant] nog een bedrag van bijna € 3.700,- moet voldoen aan Beheerdiensten.
3.8
In zijn brief van 30 juli 2015 heeft Leenstra Beheerdiensten gesommeerd uiterlijk
7 augustus 2015 een bedrag van € 11.620,64 aan hem te voldoen. Volgens [appellant] hield de afspraak in dat Beheerdiensten per uur € 45,- exclusief btw zou factureren aan Neptune en dat de gewerkte uren tegen € 11,73 werden verloond en uitbetaald via P-services.
"
Het verschil tussen de opbrengsten en kosten van dit project minus een redelijke vergoeding voor uw werkzaamheden, zou tot mijn beschikking blijven en aan mij worden uitbetaald", aldus [appellant] in deze brief
.
[appellant] heeft zijn sommatie herhaald in een brief van 7 augustus 2015.
3.9
In augustus 2015 heeft Neptune de laatste factuur voor de opgedragen werkzaamheden aan Beheerdiensten betaald.

4.De vordering en beoordeling door de kantonrechter

4.1
[appellant] heeft, voor zover in hoger beroep nog van belang, betaling gevorderd van
€ 11.620,64 exclusief btw, te vermeerderen met wettelijke rente en € 891,21 wegens buitengerechtelijke incassokosten.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat de tussen partijen gemaakte afspraak is dat het bedrag dat per uur overbleef van het gefactureerde uurloon na aftrek van het door P-services betaalde aan salaris, vermeerderd met een toeslag voor P-services van 38%, bij Beheerdiensten werd gespaard. Voor de diensten van Beheerdiensten is geen vergoeding afgesproken, zodat dit een redelijke vergoeding moet zijn die [appellant] stelt op 15% per uur.
4.2
Beheerdiensten heeft de gestelde inhoud van de afspraak betwist.
4.3
Volgens de kantonrechter heeft [appellant] onvoldoende gesteld om te kunnen worden toegelaten tot het aangeboden bewijs. Zijn vordering is afgewezen en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
Met drie grieven komt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn vordering en de veroordeling in de proceskosten. Het hof zal de grieven gezamenlijk bespreken.
5.2
Tussen partijen staat vast dat een deel van het door Beheerdiensten gedeclareerde bedrag voor werkzaamheden van [appellant] niet (via P-services) zou worden verloond, maar voor [appellant] zou worden gespaard. [appellant] erkent dat van het gedeclareerde bedrag afgetrokken moet worden wat P-services voor hem heeft betaald, met een toeslag van 38%, en dat Beheerdiensten recht heeft op vergoeding van in redelijkheid door haar gemaakte kosten.
5.3
[appellant] stelt die kostenvergoeding op een percentage van het gedeclareerde bedrag per uur, maar het hof acht dat in dit geval niet redelijk wanneer daarmee niet de werkelijke kosten van Beheerdiensten worden gedekt, voor zover die kosten ook in redelijkheid zijn gemaakt. De bedoeling van de spaarconstructie was dat een bijzondere inkomensvoorziening voor [appellant] werd gecreëerd voor tijden waarin hij in financieel zwaar weer zou verkeren als gevolg van insolventie. Het was geen commerciële activiteit in het belang van Beheerdiensten. [appellant] heeft, blijkens het proces-verbaal van de comparitie bij de kantonrechter, verklaard dat het een soort vriendendienst van [B] was.
[appellant] heeft vervolgens zelf de keuze gemaakt om al binnen enkele weken af te zien van verdere deelname aan deze spaarconstructie bij Beheerdiensten en zijn heil elders te zoeken. Daardoor kunnen de werkelijk door Beheerdiensten gemaakte kosten hoger uitvallen dan wordt gedekt door een percentage van 15% over het in die korte tijd gedeclareerde werk.
[appellant] heeft niets aangevoerd waaruit volgt dat dit in de verhouding van partijen redelijk zou zijn. Zij hadden immers allebei voor ogen dat deze constructie drie jaar zou worden toegepast. Daaraan doet niet af dat [appellant] niet insolvent is geraakt voordat hij besloot niet meer via Beheerdiensten te werken.
5.4
Het bewijsaanbod van [appellant] ziet niet op de vraag wat in dit geval een redelijke vergoeding is voor de kosten van Beheerdienst, en is daarom niet ter zake doende.
5.5
Het door Beheerdiensten aan Neptune gefactureerde loon bedraagt € 21.406,75 exclusief btw. Daarop in mindering strekt het door P-services betaalde loon met de door [appellant] gestelde toeslag, in totaal € 8.509,66. Daarmee resteert € 12.897,09.
[B] heeft voor het uitvoeren van de spaarconstructie een nieuwe vennootschap opgericht. Het standpunt van [appellant] dat oprichting van de vennootschap niet nodig was omdat deze al bestond, miskent het verschil tussen vennootschap en handelsnaam. Voor zover [appellant] betoogt dat de investering in de oprichting ook nuttig is voor andere doeleinden, kan dat juist zijn, maar [appellant] heeft niet aangetoond dat van een concreet te verrekenen voordeel sprake is.
De kosten van oprichting van Beheerdiensten, inschrijving in de Kamer van Koophandel en telefoonkosten (respectievelijk € 423,50, € 18,- en € 597,31) zijn in redelijkheid gemaakte kosten voor het optuigen en uitvoeren van de constructie, evenals kosten van advies van Eurocredit (€ 4.882,35). Het hof acht het redelijk van de boekhoudkosten 50%, ofwel
€ 1.231,94 (de kosten over twee kwartalen) aan te merken als kosten ten behoeve van de constructie voor [appellant] . Beheerdiensten heeft niet onderbouwd waarom dat meer zou moeten zijn, gelet op de korte duur waarover geadministreerd moest worden en de beperkte omvang van de werkzaamheden. Daarmee komt het totaal aan in redelijkheid gemaakte kosten door Beheerdiensten op € 7.153,10.
Door Beheerdiensten is onvoldoende onderbouwd waaruit de daarnaast nog in rekening gebrachte kosten ten bedrage van € 3.200,- van haarzelf bestaan. Het 'een en ander regelen', zoals zij in haar conclusie van antwoord heeft omschreven, geeft geen enkel inzicht en het hof houdt er daarom geen rekening mee.
De overnachtingskosten had Beheerdiensten volgens het contract met Neptune aan Neptune kunnen declareren en behoren dus niet voor rekening van [appellant] te worden gebracht.
5.6
De rekensom van hetgeen na aftrek van de kosten van P-services en de redelijke kosten van Beheerdiensten resteert, komt uit op € 5.743,99. Nu [appellant] dit bedrag privé vordert, zal het hof bepalen dat dit een brutobedrag is. Daarop dient Beheerdiensten bij uitbetaling de eventueel vereiste bedragen in te houden, tenzij [appellant] uitdrukkelijk verklaart de eventuele fiscale gevolgen van betaling zonder inhouding voor zijn rekening te nemen.
In hoger beroep heeft [appellant] aanspraak gemaakt op wettelijke rente vanaf 16 november 2015, de datum van dagvaarding in eerste aanleg. Dit wordt toegewezen.
[appellant] heeft geen grief gericht tegen de afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten, zodat het hof dit onderdeel van de vordering in hoger beroep onbesproken kan laten.
5.7
De slotsom is dat het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat Beheerdiensten wordt veroordeeld tot betaling van het hiervoor genoemde bruto bedrag met wettelijke rente. Het hof zal de proceskosten in eerste aanleg compenseren nu slechts een deel van de vordering wordt toegewezen. Dat geldt ook voor de proceskosten in hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 13 juli 2016 en doet opnieuw recht:
- veroordeelt Beheerdiensten, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan [appellant] van
€ 5.743,99 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2015 tot voldoening;
- compenseert de proceskosten van eerste aanleg, zodat iedere partij de aan eigen zijde gevallen kosten dient te dragen;
- compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep, zodat [appellant] belast is met de aan eigen zijde gevallen kosten;
-
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. W.P.M. ter Berg en mr. H. de Hek en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier op
13 februari 2018.