2.2Op 15 februari 2006 zijn partijen een samenlevingsovereenkomst (betiteld als ‘samenlevingsconvenant’) aangegaan. In die overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“(…)
Artikel 1 (…)
2. Deze overeenkomst dient waar het betreft de vermogensrechtelijke onderdelen daarvan te worden beschouwd als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 900 Boek 7 Burgerlijk Wetboek. Deze overeenkomst is derhalve bestemd om ook te gelden voor zover door partijen van de tevoren tussen hen bestaande rechtstoestand wordt afgeweken, aangezien partijen zich bij deze overeenkomst jegens elkaar binden tot vaststelling van hetgeen rechtens tussen hen geldt, ter voorkoming van onzekerheid of geschil daaromtrent. (…)
7.
a. Partijen stellen zich bij dezen jegens hun kinderen garant voor de integrale bekostiging van hun studie volgens de normen van de Wet op de studiefinanciering, uitgaande van de kosten die zijn berekend door het CBS en worden gehanteerd en gepubliceerd door het Nibud en aansluitend bij de bijzondere bekostiging die een specifieke studie vergt, in goed onderling overleg en met dien verstande dat elk kind in beginsel een periode van vijf jaren ter beschikking staat om zijn/haar studie te voltooien.
b. Partijen zullen in hun onderlinge verhouding uitvoering geven aan het bepaalde onder a. door aanwending van de voorzieningen die hierna onder c. worden omschreven, alsmede door bijdragen naar evenredigheid van hun respectieve inkomens, welke voorzieningen en bijdragen de van overheidswege verstrekte bijdragen aanvullen.
c. Partijen hebben ten behoeve van hun kinderen [kind 2] (polisnummer [polisnummer] ) en [kind 1] (polisnummer [polisnummer] ) studieverzekeringen afgesloten; partijen zullen ook ten behoeve van [kind 3] een vergelijkbare studieverzekering afsluiten.
(…)
2. Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
(…)
5. Het hiervoor in het tweede lid van dit artikel bedoelde gedeelte van het inkomen of zoveel meer als partijen wensen, wordt door partijen gestort op (een) gemeenschappelijke bankrekening(en) of in een gemeenschappelijke kas. Deze gemeenschappelijke bankrekening en deze gemeenschappelijke kas worden op naam van beide partijen gesteld;
zij zijn daarin ieder voor de helft gerechtigd. De vrouw zal over de desbetreffende rekening het beheer voeren en door middel van besparingen voorzieningen opbouwen voor vakanties en dergelijke.
6. Indien slechts één van partijen inkomen heeft, komen de kosten van de gemeenschappelijke huishouding geheel ten laste van die partij.
(…)
8. Onder de kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden onverminderd het bepaalde in artikel 4 verstaan, kosten van:
levensonderhoud;
huisvesting, waarondernietbegrepen de interesttermijnen met betrekking tot geldleningen aangegaan ter financiering van de gezamenlijke door partijen bewoonde of te bewonen woning, maar wel de huurtermijnen aangaande de huur van een woning die door beide partijen als zodanig wordt gebruikt;
de uitgaven ter zake van reparatie en het onderhoud van de gemeenschappelijke goederen;
studie;
gebruikelijke schadeverzekeringen met inbegrip van de premie voor eventuele ziektekostenverzekering;
gezamenlijke vakanties;
hobby’s en gebruikelijke (gezins)activiteiten;
kleding;
door beiden gebruikte vervoersmiddelen.
1. De woning aan [adres 1] die aan ieder van partijen voor helft toebehoorde, is door partijen verkocht en geleverd aan een derde. Partijen hebben met de verkoopopbrengst hun bestaande hypothecaire geldlening afgelost en de verkoopkosten en andere direct met het huis samenhangende kosten en schulden voldaan, en zijn ieder voor een gelijk gedeelte gerechtigd tot het (geringe) restant van de door hen behaalde verkoopopbrengst.
2. Partijen hebben het woonhuis aan [adres 2] ten name van de man doen stellen. De man is gehouden de gehele koopprijs alsmede de kosten van aankoop en verbouwing uit eigen middelen te voldoen, al dan door middel van alleen aan hem verstrekte hypothecaire geldlening, met betrekking tot welke lening de man alle daaruit voortvloeiende kosten – waaronder begrepen de maandelijkse interestbetalingen – alleen dient te dragen en voor welke geldlening de vrouw niet aansprakelijk is.
1. Partijen hebben afspraken gemaakt met betrekking tot de vaststelling van de eigendom van hun vermogensbestanddelen. Behoudens hetgeen hierna is vermeld, wensen zij daarvan geen nadere specificatie in dit convenant.
2. (…)
3. Aan de man behoren toe in eigendom:
de rechten uit de kapitaalverzekeringen afgesloten bij respectievelijk Fortis ASR, polisnummer [polisnummer] en Delta Lloyd, polisnummer [polisnummer] .
4. Alle roerende zaken die niet zijn vermeld in deze overeenkomst of ten aanzien waarvan in het specifieke geval geen bijzondere regeling is getroffen door partijen, worden geacht gezamenlijk eigendom te zijn van partijen, waarbij aan ieder van hen een gelijk aandeel toekomt.
(…)
9. Eventuele verrekeningen die voor partijen uit het bepaalde in dit artikel zouden voortvloeien zijn door partijen uitgevoerd; partijen hebben ter zake van het bepaalde in dit artikel mitsdien niets meer van elkaar te vorderen. (…)”