Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
gronden:
beslissing:
27 februari 2018in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, maar was niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. De belanghebbende diende op 4 oktober 2017 een verzetschrift in, waarin hij verklaarde dat hij de nota griffierecht en de herinnering niet had ontvangen door drukte rondom de oprichting van een nieuw bedrijf. Tijdens de zitting op 13 februari 2018 verklaarde hij dat hij het verzetschrift persoonlijk had ingediend, in de veronderstelling dat dit op de laatste dag van de termijn was. Het Hof oordeelde echter dat het verzetschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 3 oktober 2017 afliep. Het Hof concludeerde dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om te oordelen dat hij niet in verzuim was geweest. Het verzet werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.