6.1Inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Vastgesteld/aangegeven box 1 inkomen
€ 4.040
€ 6.136-
€ 4.369-
€ 5.699
€ 10.169-
€ 13.435-
€ 18.609-
Winstcorrectie
€ 8.167
€ 40.376
€ 66.836
€ 40.880
€ 78.798
€ 73.763
€ 68.650
Correctie 25
€ 638
Correctie 26
€ 93
€ 115
€ 132
€ 132
€ 138
Correctie 27
€ 1.561
€ 1.470
€ 2.669
€ 2.669
€ 2.669
Correctie 28
€ 11.173
Correctie 29
€ 939
Correctie 30
€ 2.792-
----------
-----------
-----------
-----------
-----------
-----------
-----------
Nader vastgesteld box 1 inkomen
€ 13.146
€ 44.275
€ 64.052
€ 50.018
€ 71.430
€ 63.135
€ 50.041
3. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2010, 2011 en 2012 aan eiser opgelegd. Daarbij is verweerder afgeweken van de door eiser ingediende aangiften voor deze jaren. Voor de jaren 2008 en 2009 zijn door verweerder navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd.
4. Eiser heeft met dagtekening 1 juli 2014, ontvangen door verweerder op 15 juli 2014, bezwaar gemaakt tegen de onderhavige belastingaanslagen. Op 12 augustus 2014 en 29 september 2014 heeft eiser zijn bezwaarschriften nader gemotiveerd en aangevuld. Op 10 februari 2015 heeft eiser gevraagd of voor de aanslag IB/PVV 2012 nog afzonderlijk bezwaar moest worden ingediend.
5. Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 2 september 2015 heeft verweerder het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2010 niet-ontvankelijk verklaard en de overige bezwaren afgewezen.
6. In geschil is het antwoord op de vraag of de (navorderings-)aanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2012 tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of verweerder terecht de omzet (correctie 1 van het rapport) tot een juist bedrag heeft gecorrigeerd.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2010
7. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
8. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
9. De dagtekening van de aanslag is 22 mei 2014. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de aanslag pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 3 juli 2014. Het bezwaarschrift, gedateerd 1 juli 2014, is op 15 juli 2015 door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9 van de Awb te laat ingediend.
10. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Eiser heeft geen redenen aangevoerd waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
11. Hieruit volgt dat het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.
12. Verweerder heeft het bezwaar tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. In de uitspraak op bezwaar over het jaar 2010 heeft verweerder dat verzoek afgewezen. Met ingang van 1 januari 2010 bepaalt artikel 9.6, derde lid, van de Wet IB 2001 dat de inspecteur op een verzoek om ambtshalve vermindering beslist bij een voor bezwaar vatbare beschikking indien het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen. De bij de uitspraak op bezwaar bekendgemaakte beslissing van de inspecteur is dan ook (tevens) een voor bezwaar vatbare beschikking. Het beroepschrift van eiser moet, voor wat betreft de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering, door de rechtbank worden aangemerkt als een bezwaarschrift en dient op de voet van artikel 6:15 van de Awb in beginsel te worden doorgestuurd naar verweerder om alsnog uitspraak op bezwaar te doen.
13. Ingevolge artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb kan de indiener van het bezwaarschrift, in afwijking van artikel 7:1 van de Awb, het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Partijen hebben ter zitting ingestemd met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb. De rechtbank kan en zal de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering dus beoordelen.
Naheffingsaanslagen omzetbelasting
14. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de AWR op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar.
15. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij tijdig beroep heeft aangetekend tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 ( [000] .F.01.1502) en tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 ( [000] .F.01.3501). Eiser heeft de uitspraken op bezwaar niet overgelegd, maar blijkens de (onweersproken) verklaring van verweerder ter zitting dateren deze uitspraken van 8 september 2015. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 20 oktober 2015.