In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) niet-ontvankelijk is verklaard. De aanslag, opgelegd voor het jaar 2006, betrof een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 510.654 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 399.298. De heffingsrente bedroeg € 58.199. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk, wat leidde tot beroep bij de rechtbank, die dit ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde dat hij door een postblokkade, ingesteld door de curator, niet op de hoogte was van de aanslag en dat hij pas na het faillissement in oktober 2010 zijn administratie terugkreeg. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Het Hof bevestigde deze uitspraak, oordelend dat belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat de communicatieproblemen met de curator geen excuus vormden voor de overschrijding van de bezwaartermijn. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat het hoger beroep ongegrond was.