ECLI:NL:HR:2010:BL5555
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bekendmaking van een navorderingsaanslag aan een failliete belanghebbende
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 april 2008, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De Inspecteur had het bezwaar tegen deze aanslag niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verklaarde het bezwaar ontvankelijk, waarna de zaak voor inhoudelijke behandeling werd terugverwezen naar de Inspecteur. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde hiertegen beroep in cassatie in.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de navorderingsaanslag op de juiste wijze aan belanghebbende is bekendgemaakt, aangezien belanghebbende ten tijde van de aanslag in staat van faillissement verkeerde. De Inspecteur had het aanslagbiljet naar het adres van de curator gestuurd. De Hoge Raad overweegt dat de bekendmaking van een aanslag rechtsgeldig kan plaatsvinden door toezending aan de curator, en dat de bezwaartermijn in dat geval aanvangt op de dag na de dagtekening van de aanslag, tenzij anders bepaald. De Hoge Raad concludeert dat de termijn voor indiening van een bezwaarschrift in dit geval op 24 augustus 2005 is aangevangen en op 4 oktober 2005 eindigde. Het bezwaarschrift dat op 6 oktober 2005 door de Inspecteur is ontvangen, is derhalve na afloop van de termijn ingediend.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2010.