Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
Gemeente Terschelling(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juli 2017, waarin de waarde van een vakantiewoning op Terschelling werd vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Gemeente Terschelling. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat 1] te [Z], per waardepeildatum 1 januari 2014 vastgesteld op € 456.000, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting van € 414,96. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd tot € 399.000, maar belanghebbende ging hiertegen in beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 20 februari 2018 werd het geschil besproken, waarbij de waarde van de onroerende zaak in aanbouw centraal stond. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat deze te hoog was, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigde op basis van een taxatierapport. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk had gemaakt door rekening te houden met de aard en bestemming van de onroerende zaak, en dat de door belanghebbende aangedragen argumenten niet voldoende waren om de waarde te betwisten.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 maart 2018, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.