ECLI:NL:GHARL:2018:2691

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
200.214.611/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over niet tijdig indienen van memorie van grieven en gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Verhoeve Groen B.V. en Ecomunity Park B.V. over het niet tijdig indienen van de memorie van grieven door Verhoeve Groen. De advocaat van Verhoeve Groen, mr. Y.G.I. Schrader-Verseveld, voerde aan dat zij op basis van telefonische informatie van de griffie had gehandeld en dat de communicatie over het uitstelverzoek onduidelijk was. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat het uitstelverzoek te laat was ingediend. De rolraadsheer had weliswaar een laatste uitstel van één week verleend, maar dit was niet voldoende om het recht op het indienen van de memorie van grieven te herstellen. Het hof benadrukte dat het de rolraadsheer was die besliste over uitstelverzoeken en niet de griffie. Het hof handhaafde de akte van niet dienen en verwierp het hoger beroep van Verhoeve Groen, omdat zij geen grieven had ingediend tegen de eerdere vonnissen. Verhoeve Groen werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.214.611/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/145735 / HA ZA 15-379)
arrest van 20 maart 2018 in de zaak van:
Verhoeve Groen B.V.,
gevestigd te Jirnsum,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Verhoeve Groen,
advocaat: mr. Y.G.I. Schrader-Verseveld, kantoorhoudend te Veessen,
tegen
Ecomunity Park B.V.,
gevestigd te Appelscha,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
Ecomunity Park,
advocaat: mr. M.J.F. Nuijens, kantoorhoudend te Groningen.
Het tussenarrest van 1 augustus 2017 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 2 november 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt. De zaak is verwezen naar de rol van 19 december 2017 voor memorie van grieven.
1.2
Op 19 december 2017 heeft Verhoeve Groen niet van grieven gediend, maar vier weken uitstel gevraagd en gekregen. De zaak is verwezen naar de rol van 16 januari 2018, ambtshalve peremptoir.
1.3
Op de rol van 16 januari 2018 heeft Verhoeve Groen niet de memorie van grieven genomen. Verhoeve Groen heeft door middel van een op 14 januari 2018 ingediend H16-formulier uitstel gevraagd in afwachting van een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoekschrift voor het houden van het voorlopig getuigenverhoor was op 5 januari 2018 ingediend. Ecomunity Park heeft zich verzet tegen het gevraagde uitstel, om reden dat (1) geen sprake is van een eenstemmig uitstelverzoek, (2) geen klemmende redenen zijn aangevoerd, en (3) het verzoek om uitstel veel te laat is gedaan.
1.4
Nadien vermeldt het roljournaal:
"16-01-2018 Memorie van grieven/ 2 Ambtshalve peremptoir aangehouden/
appellant vraagt uitstel ivm voorlopig getuigenverhoor en geïntimeerde maakt bezwaar; beslissing rolraadsheer 1 week
23-01-2018 Memorie van grieven/ 3 Ambtshalve peremptoir Memorie van grieven
niet genomen
23-01-2018 Ambtshalve akte van Ambtshalve akte van
niet dienen verleend/ niet dienen verleend/"
1.5
De advocaat van Verhoeve Groen, mr. Schrader-Verseveld, heeft naar aanleiding van de ambtshalve verleende akte van niet dienen tussen 24 en 29 januari 2018 veelvuldig gecorrespondeerd (per fax en per e-mail) met het hof. De rolraadsheer heeft schriftelijk gereageerd op 30 januari 2018. Nadien heeft mr. Schrader-Verseveld op 31 januari 2018 vier e-mails gezonden aan het hof. Tevens heeft mr. Schrader-Verseveld op 31 januari 2018 en 1 februari 2018 in totaal drie e-mails verzonden aan het landelijk servicecentrum van de rechtspraak (hierna: LDCR). Een medewerker van het LDCR heeft de antwoorden op de door mr. Schrader-Verseveld gestelde vragen gestuurd aan (de griffie van) het hof. Per e-mail van 2 februari 2018 heeft mr. Schrader-Verseveld de rolraadsheer opnieuw benaderd. Namens de rolraadsheer heeft de griffier van het hof de bevindingen van het LDCR schriftelijk aan mr. Schrader-Verseveld overgebracht.
1.6
Ecomunity Park heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ex art. 2.14 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) om te verzoeken een memorie van eis in incidenteel appel te mogen nemen. De zaak is verwezen naar de rol van 20 maart 2018 voor arrest.

2.De beoordeling

2.1
Mr. Schrader-Verseveld heeft er in haar correspondentie met het hof op aangedrongen dat de akte van niet dienen wordt teruggedraaid. Hiertoe heeft zij (samengevat) het volgende aangevoerd. Op 3 januari 2018 heeft mr. Schrader-Verseveld telefonisch contact opgenomen met de griffie. Mr. Schrader-Verseveld heeft aangegeven dat zij een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ging indienen en zij heeft gevraagd wat er dan zou gebeuren met de appelprocedure. Aan mr. Schrader-Verseveld is toen te verstaan gegeven dat zij geen memorie van grieven hoefde in te dienen. Volgens de griffie kon mr. Schrader-Verseveld volstaan met het indienen van een H16-formulier waarop is vermeld dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is ingediend en waarin wordt verzocht om aanhouding van de appelprocedure tot een nader te bepalen datum. Deze procedure heeft mr. Schrader-Verseveld gevolgd. Zij is daarbij geen termijnen vergeten, noch heeft zij het verloop van de procedure willen vertragen. Op 16 januari 2018 heeft mr. Schrader-Verseveld in het roljournaal gelezen dat de rolraadsheer binnen een week op haar verzoek om uitstel zou beslissen. Verder geen informatie over een toekomstige rolhandeling. In het roljournaal van 23 januari 2018 leest mr. Schrader-Verseveld ineens dat akte van niet dienen is verleend. Daar is mr. Schrader-Verseveld echter niet voor gewaarschuwd, zij is niet peremptoir gesteld voor het indienen van grieven op 23 januari 2018. Mr. Schrader-Verseveld had dat niet verwacht en hoefde dat ook niet te verwachten op grond van de informatie die zij van de griffie had gekregen. Tussen 16 en 23 januari 2018 heeft mr. Schrader-Verseveld niet in het roljournaal gekeken, daar had zij geen reden voor. De gevolgen van het verlenen van de akte van niet dienen zijn bijzonder groot en staan niet in een redelijke verhouding tot het verzuim. Een afweging van de belangen zou ertoe moeten leiden dat aan haar cliënt een korte termijn wordt gegeven om het verzuim te herstellen. Zij verwijst in dit verband naar art. 1.6 Lpr en het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1064). Aldus tot zover mr. Schrader-Verseveld.
2.2
Het hof overweegt als volgt. In art. 2.11 Lpr is bepaald dat in een zaak als de onderhavige (niet zijnde een kort geding) éénmaal een uitstel van zes weken wordt gegeven voor de memorie van grieven. Op grond van art. 2.12 Lpr wordt éénmaal een ambtshalve uitstel van vier weken verleend. Conform deze bepalingen is uitstel verleend voor de memorie van grieven tot 19 december 2017 en vervolgens tot 16 januari 2018. In beide gevallen stond Verhoeve Groen ambtshalve peremptoir, aangezien in art. 1.7 Lpr is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.
2.3
Het ongebruikt laten verstrijken van deze uitsteltermijnen leidt er in beginsel toe dat het recht op het nemen van de memorie van grieven is vervallen. Dat is in overeenstemming met art. 353 Rv in verbinding met art. 133 lid 4 Rv, waarin is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor arrest (art. 2.14 Lpr).
2.4
Nader uitstel voor het nemen van de memorie van grieven - na ommekomst van de in 2.2 genoemde termijnen - is alleen mogelijk op eenstemmig verzoek van partijen (art. 2.13 aanhef en onder a Lpr), dan wel op grond van klemmende redenen of overmacht (art. 2.13 aanhef en onder b Lpr).
2.5
Mr. Schrader-Verseveld heeft op 14 januari 2018 een uitstelverzoek ingediend. Aangezien het geen eenstemmig verzoek betreft, dient het te worden beoordeeld als een verzoek ex art. 1.9 Lpr (klemmende redenen of overmacht). Op grond van die bepaling dient een dergelijk verzoek uiterlijk vier dagen vóór de afloop van de desbetreffende termijn te worden ingediend. Hieraan is niet voldaan, aangezien het verzoek van 14 januari 2018 slechts twee dagen voor de afloop van de desbetreffende termijn is ingediend. Overmacht is gesteld noch gebleken: de aanleiding voor het uitstelverzoek was immers het op 5 januari 2018 ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, zodat er ruim voldoende tijd was om tijdig een uitstelverzoek in te dienen. Dat betekent dat de rolraadsheer aan het uitstelverzoek voorbij had kunnen gaan op de enkele grond dat het te laat is ingediend. De akte van niet dienen had dus reeds op de rol van 16 januari 2018 kunnen worden verleend.
2.6
Niettemin heeft de rolraadsheer een laatste uitstel van één week verleend. Aan mr. Schrader-Verseveld kan worden toegegeven dat de vermelding "beslissing rolraadsheer 1 week" in het roljournaal van 16 januari 2018 enige ruimte laat voor de interpretatie van mr. Schrader- Verseveld. Anders dan mr. Schrader-Verseveld meent, heeft zij er echter niet op mogen vertrouwen dat dit betekende dat eerst op de rol van 23 januari 2018 op haar uitstelverzoek zou worden beslist. Dat zou immers een verkapt uitstel van tenminste één week betekenen, terwijl Ecomunity Park uitdrukkelijk bezwaar gemaakt had tegen het gevraagde uitstel. Bovendien wordt op een uitstelverzoek ex art. 1.9 Lpr zo spoedig mogelijk beslist, maar logischerwijs uiterlijk op de roldatum waarop het verzoek betrekking heeft.
2.7
Hier komt bij dat niet is aangetoond dat mr. Schrader-Verseveld in het roljournaal niet heeft kunnen lezen dat Verhoeve Groen op de rol van 23 januari 2018 ambtshalve peremptoir stond voor het indienen van de memorie van grieven. Volgens de gegevens van het LDCR is mr. Schrader-Verseveld op 18 januari 2018 's ochtends om 08:56 uur ingelogd op het roljournaal en één minuut actief geweest. Uit de informatie van het LDCR blijkt verder dat er op die dag geen storingen waren. Het LDCR heeft een schermafdruk gemaakt van de gegevens die op dat moment in het roljournaal te lezen waren:
Het hof gaat daarom voorbij aan de stelling van mr. Schrader-Verseveld dat zij in het roljournaal geen informatie heeft gelezen over een toekomstige rolhandeling en dat op de rol van 23 januari 2018 zonder waarschuwing vooraf akte van niet dienen is verleend. Ondanks de tekst "beslissing rolraadsheer 1 week" in het roljournaal van 16 januari 2018, heeft mr. Schrader-Verseveld op 18 januari 2018 in het roljournaal kunnen lezen en daaruit kunnen begrijpen dat haar uitstelverzoek van 14 januari 2018 door de rolraadsheer is afgewezen, maar dat niettemin een laatste uitstel van één week is verleend, ambtshalve peremptoir. Op 18 januari 2018 was in het roljournaal immers vermeld dat de zaak op 23 januari 2018 weer op de rol stond voor memorie van grieven, met de aantekening "Ambtshalve peremptoir aantal aanhoudingen: 3x".
2.8
Het hof verwerpt de stelling van mr. Schrader-Verseveld dat zij vanwege de door de griffie telefonisch verstrekte informatie er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij geen memorie van grieven meer hoefde in te dienen. Het is immers de rolraadsheer die beslist op het verzoek, hetgeen bij mr. Schrader-Verseveld bekend verondersteld mag worden. Haar standpunt miskent dat een uitstelverzoek ook afgewezen kan worden. Ook ziet zij eraan voorbij dat het indienen van een uitstelverzoek aan regels gebonden is. Hierboven is vastgesteld dat die procedureregels door mr. Schrader-Verseveld niet zijn nageleefd, zonder dat hiervoor een geldige reden is aangevoerd. Ten slotte heeft het desbetreffende telefoongesprek op 3 januari 2018 plaatsgevonden, dus nog voor de rolraadsheer op 16 januari 2018 het verzoek om uitstel had verworpen en een laatste uitstel van 1 week had verleend.
2.9
Het geheel overziend overweegt het hof dat de rolraadsheer, anders dan mr. Schrader-Verseveld meent, geen strikte toepassing heeft gegeven aan het procesregelement. In plaats van reeds op 16 januari 2018 akte van niet dienen te verlenen, heeft hij de belangen van partijen over en weer afgewogen. Door alsnog één week uitstel te verlenen voor het nemen van de memorie van grieven, heeft de rolraadsheer het belang van Verhoeve Groen om haar zaak in hoger beroep aan de rechter voor te leggen, niet veronachtzaamd. Het hof handhaaft de door de rolraadsheer genomen beslissingen, omdat het deze juist acht.
2.1
Nu Verhoeve Groen geen grieven heeft ontwikkeld tegen de vonnissen waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat deze vonnissen niet in strijd zijn met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van Verhoeve Groen worden verworpen.
2.11
Verhoeve Groen moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal Verhoeve Groen dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt in tarief VII).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van Verhoeve Groen;
veroordeelt Verhoeve Groen in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Ecomunity Park tot aan deze uitspraak vast op € 5.200,- aan verschotten en op € 3.895,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 maart 2018.