Uitspraak
[verzoeker] ,
Pandriks,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De verzoeken en de beslissing in eerste aanleg
5.Het verzoek in appel en de wijziging daarvan
6.De beoordeling van de grieven
grief Ibetrekking heeft op de geldigheid van het ontslag op staande voet is de grief, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 is overwogen, ten onrechte voorgedragen. Voor zover de grief zich keert tegen de vaststelling van de kantonrechter dat het ontslag op staande voet geen verband houdt met de ziekte van [verzoeker] , faalt de grief. Het hof overweegt dat de niet betwiste omstandigheid dat [verzoeker] sedert 17 oktober 2016 ziek was en op 3 maart 2017 nog niet was hersteld, op zich niet in de weg staat aan een ontslag op staande voet, mits de reden van het ontslag maar niet is gelegen in de ziekte zelf. Uit de motivering van de ontslagbrief van 3 maart 2017 blijkt niet dat het ontslag iets te maken met de gokverslavingen en het verdere ziektebeeld van [verzoeker] , terwijl [verzoeker] evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat daarin de werkelijke reden voor zijn ontslag was gelegen.
YouTubeheeft geplaatst. Daarmee rijst de vraag of de hiervoor onder 6.5 als geldige reden voor het ontslag op staande voet aangemerkte grond nog wel een gedraging van [verzoeker] zelf omvat.
NJ1987/397, HR 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7616 en HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:290) op welke jurisprudentie de kantonrechter kennelijk het oog heeft gehad, volgt dat als hoofdregel de gedraging van een derde geen dringende reden voor ontslag op staande voet kan opleveren, maar dat uitlokking of enigerlei vorm van medewerking aan het onacceptabele gedrag van de derde door de werknemer ook een dringende reden kan opleveren.
grief IIIbetoogt [verzoeker] tevergeefs dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is verleend.