Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
15 mei 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
- de [E] te [F] , een officieel door het Ministerie van OCW erkende opleider voor MBO onderwijs;
- [G] B.V. te [H] , partner van de [E] , die is gericht op advisering, training en (individuele) coaching;
- [C] .
[E] en haar partner [G] hebben van [X1] de vraag gekregen om haar personeel te scholen richting zakelijke communicatie, leidinggeven en sales. Dit in verband met de wens van de klant, die niet alleen technische ondersteuning maar ook een klantgeoriënteerde houding verwacht van haar werknemers.
[X1] is van plan om bovengenoemde functionarissen (bij) te scholen op het gebied van zakelijke communicatie, leidinggeven en sales. Het totale leertraject zal 24 maanden in beslag nemen en de opleiding wordt afgerond met het maken van toetsen en/of opdrachten (o.a. het verzorgen van een presentatie). De afronding van het praktijkgedeelte gebeurt door middel van het uitwerken van praktijkopdrachten. De desbetreffende werknemers worden geacht de deelkwalificatie certificaten zakelijke communicatie, leidinggeven en sales te halen en zullen daarbij worden bijgestaan door de praktijkopleider („
de bedrijfsmentor”). De praktijkopleider zal de [C] basistraining tot praktijkopleider hebben gevolgd of gaan volgen.”.
Tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) bij het erkende leerbedrijf wordt de deelnemer begeleid bij het afronden van de eindtermen. De bedrijfsmentor (de praktijkbegeleider) zal de deelnemer in de praktijk begeleiden bij genoemd leerproces en zal hiervan verslag doen. Indien de deelnemer de volledige opleiding (theorie en praktijk) met een voldoende heeft afgerond, dan ontvangt de deelnemer zijn/haar MBO certificaten„
zakelijke communicatie 3, leidinggeven 4 en Sales 4”.”.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
15 mei 2018in het openbaar uitgesproken.