Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 augustus 2015 om 16:16 uur op het Ruiterskwartier te Leeuwarden met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant heeft waargenomen dat er in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen is gehandeld met een personenauto van het merk Volvo, type V70 met het kenteken [00-YY-YY] . Dit is feitelijk onjuist. Uit het zaakoverzicht blijkt namelijk slechts dat de verbalisant een Volvo met dat kenteken heeft gezien. Het type en de kleur van het voertuig komen uit het RDW-register. Gelet op het feit dat de betrokkene stelt dat hij de gedraging niet heeft verricht, de omstandigheid dat de verbalisant enkel het kenteken heeft genoteerd en nergens uit blijkt hoe de constatering is gedaan en waarom er niet is overgegaan tot een staandehouding, had het op de weg van de kantonrechter gelegen om minimaal het brondocument - dat blijkens jurisprudentie van het hof deel uitmaakt van het dossier en dus allang door de officier van justitie had moeten zijn opgevraagd - op te vragen om hierover uitsluitsel te krijgen. Nu hij dit niet heeft gedaan, komt de beslissing van de kantonrechter voor vernietiging in aanmerking.
3. Het hof stelt voorop dat onder "op de zaak betrekking hebbende stukken" volgens vaste jurisprudentie van het hof in een zaak als de onderhavige moet worden begrepen het zaakoverzicht en - indien aanwezig - een foto van de gedraging (vgl. het arrest van dit hof van 28 september 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7246). Het brondocument is niet een op de zaak betrekking hebbend stuk. Anders dan de gemachtigde stelt is het dus niet zo dat dit stuk deel had moeten uitmaken van het dossier. 4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Opgaven verbalisant:
Merk van voertuig: Volvo
Opgaven RDW:
Merk van voertuig: Volvo
Type van voertuig: V70: 2.4 140 PK
Kleur van voertuig: grijs”
5. Met de gemachtigde stelt het hof vast dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant heeft waargenomen dat er in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen is gehandeld met een personenauto van het merk Volvo, type V70 met het kenteken [00-YY-YY] . Uit het zaakoverzicht blijkt immers dat de verbalisant slechts heeft waargenomen dat de gedraging is verricht met een voertuig van het merk Volvo en met kenteken [00-YY-YY] . Vervolgens heeft de verbalisant het merk, het type en de kleur van het voertuig uit het kentekenregister van de RDW overgenomen. Dit betekent dat de beslissing van de kantonrechter in dit opzicht voor bevestiging met verbetering van gronden in aanmerking komt.
6. In de regel mag de rechter het ervoor houden dat het motorrijtuig (met het kenteken zoals dat blijkens de stukken door de politie is waargenomen) waarmee de gedraging is verricht hetzelfde motorrijtuig is als dat waarvan het kenteken staat geregistreerd in het kentekenregister. Bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat een nader - eventueel aan de politie op te dragen - onderzoek moet worden ingesteld ter beantwoording van de vraag of bedoelde waarneming juist is en zo ja of het motorrijtuig waarmee de gedraging is verricht het juiste kenteken voerde. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien door de betrokkene concrete feiten en omstandigheden worden aangevoerd waaruit kan volgen dat het motorrijtuig waarmee de gedraging is verricht een ander is dan dat waarvan het kenteken ten name van de betrokkene staat geregistreerd in het kentekenregister.
7. Dergelijke concrete feiten en omstandigheden zijn niet door de gemachtigde aangevoerd. De enkele stelling dat de betrokkene de gedraging niet heeft verricht en de suggestie dat de verbalisant zich bij het noteren van het kenteken heeft verschreven, is daartoe onvoldoende. De verbalisant heeft niet uitsluitend het kenteken van het betreffende voertuig waargenomen, maar ook het merk. Dit merk komt overeen met het merk van het voertuig van de betrokkene. Dat uit raadpleging van het RDW-register zou blijken dat kentekens met slechts 1 cijfer verschil ook een Volvo van hetzelfde type betreffen, maakt dit niet anders. Derhalve is het hof van oordeel dat er - anders dan de gemachtigde stelt - voor de kantonrechter geen aanleiding bestond om een nader onderzoek in te stellen ter beantwoording van de vraag of door de verbalisant wel het juiste kenteken is genoteerd, dan wel om het brondocument op te vragen.
8. Met betrekking tot de stelling van de gemachtigde dat de kantonrechter in de omstandigheid dat nergens uit blijkt waarom er niet is overgegaan tot een staandehouding aanleiding had moeten zien om het brondocument op te vragen, overweegt het hof het volgende.
9. Artikel 5 van de Wahv bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd. De rechter zal, indien de sanctie met toepassing van artikel 5 van de Wahv is opgelegd, zoals in dezen het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Ingeval dienaangaande een verweer wordt gevoerd, zal de rechter daarop een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven en zal hij zo nodig aan de verbalisant een nadere toelichting dienen te vragen (HR 14 maart 2000, VR 2000,148).
10. Het hof stelt vast dat in de procedure bij de kantonrechter dienaangaande geen verweer is gevoerd. Aldus bestond er voor de kantonrechter geen aanleiding om daarover aan de verbalisant een nadere toelichting te vragen, dan wel om het brondocument op te vragen.
11. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een aanvullend proces-verbaal d.d. 8 juli 2017 overgelegd, waarin de verbalisant voor zover relevant het volgende verklaart:
"Op 10 augustus 2015 zag ik via het Brickyard-backofficesysteem van het kentekencamerasysteem dat het motorvoertuig, merk Volvo, voorzien van het kenteken
[00-YY-YY] , ter plaatse van de bussluis op het Ruiterskwartier te Leeuwarden in de richting van de Westerplantage rijdend was gefotografeerd met behulp van het aldaar geplaatste kentekencamerasysteem. Ik zag dat de bestuurder van dit motorvoertuig op 8 augustus 2015 om 16:16 uur daarmee handelende in strijd met een duidelijk in de richting van deze bestuurder gekeerd bord C12 uit Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (gesloten voor alle motorvoertuigen), met onderbord 'uitgezonderd lijnbussen'."
12. Als bijlage bij bovengenoemd proces-verbaal zijn de foto's van de gedraging gevoegd. Op deze foto's is een grijze Volvo met kenteken [00-YY-YY] te zien.
13. Gelet op de bovengenoemde stukken is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
14. Nu de gedraging is geconstateerd met behulp van een camerasysteem, heeft zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder voorgedaan. Aldus mocht worden volstaan met het opleggen van een sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder.
15. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep tegen de inleidende beschikking terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen, zij het gelet op hetgeen onder 5. is overwogen met verbetering van gronden.
16. Gegeven deze beslissing zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.