Beoordeling
De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep onder meer aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de officier van justitie niet gehouden was gelegenheid te bieden tot het aanvullen van de beroepsgronden.
Het hof stelt vast dat de gemachtigde van de betrokkene bij brief van 12 augustus 2013 beroep heeft ingesteld tegen de inleidende beschikking op nader aan te vullen gronden. Op voorhand worden de verweten gedraging, de aanwezigheid op de pleeglocatie, de bevoegdheid van de verbalisant en de juiste werking van eventuele gebruikte meetmiddelen betwist. Voorts heeft de gemachtigde verzocht de op de zaak betrekking hebbende stukken en andere relevante documenten aan hem te doen toekomen en om hem na ontvangst daarvan nog een termijn van 4 weken te geven om de definitieve gronden van het beroep in te dienen.
Onder verwijzing naar hetgeen het hof heeft overwogen in overweging 13 van zijn arrest van 22 december 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:10365, gepubliceerd op rechtspraak.nl) had de officier van justitie de gemachtigde hier de gelegenheid moeten bieden om de gronden van het beroep aan te vullen, nu niet kan worden gezegd dat een redelijk belang bij inwilliging van dit verzoek ontbreekt. Uit het dossier blijkt niet dat aan de gemachtigde de gelegenheid is geboden de gronden van het beroep aan te vullen, alvorens door de officier van justitie op het administratief beroep is beslist. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie niet in stand had mogen laten. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep van de gemachtigde tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren, die beslissing vernietigen en het beroep van de gemachtigde tegen de opgelegde sanctie beoordelen. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren van de gemachtigde tegen de beslissingen van de officier van justitie en de kantonrechter geen bespreking meer.
5. Vervolgens zal het hof het beroep van de gemachtigde van de betrokkene tegen de inleidende beschikking beoordelen.
6. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 138,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 18 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
20 juni 2013 om 10.01 uur op de Rijksweg (A2 links) te Waardenburg met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
7. Namens de betrokkene wordt bestreden dat er te hard is gereden. De gemachtigde voert daartoe aan dat op de foto van de gedraging nog een ander voertuig is te zien en dat de betrokkene zich kan herinneren dat hij op een gegeven moment rechts werd ingehaald door een andere auto met een hogere snelheid. Daarnaast is op de foto te zien dat het voertuig die de overtreding begaat, rijdt op "lane 3", terwijl uit de gegevens onder de foto blijkt dat het voertuig rijdt op rijstrook 0. De gemachtigde betwijfelt dan ook of de meting op de juiste wijze is uitgevoerd en is van mening dat de foto niet als bewijs kan dienen.
8. Zoals het hof reeds bij brief van 23 november 2017 heeft vastgesteld, volgt uit het zaakoverzicht dat de overtreding is waargenomen met een mobiele radarsnelheidsmeter van het type MultaRadar CD en kan uit de foto's worden afgeleid dat de meetapparatuur rechts van de rijbaan stond opgesteld. Het voertuig rijdt op de meest links gelegen rijstrook. Uit de handleiding van deze radarsnelheidsmeter, welke het hof ambtshalve bekend is, volgt dat bij deze opstelling de meest linker rijstrook wordt aangeduid als "lane 3". De gemachtigde heeft zich bij brief van 21 december 2017 bij deze toelichting van het hof aangesloten. Hij stelt echter dat hiermee nog niet is opgehelderd waarom in de databalk onder de foto staat dat het "rijstrook 0" betreft.
9. Door de advocaat-generaal is nadere informatie opgevraagd bij een verkeersspecialist van de Eenheid Midden-Nederland, die tevens werkzaam is als docent aan de Politieacademie. Deze verbalisant verklaart in een aanvullende proces-verbaal van
2 februari 2018 - voor zover hier van belang - als volgt:
"Kijkende naar de meegezonden foto is het zo dat de bedienaar, ten tijde van de meting, alleen het tekstblok boven de foto zien. Dit wordt ook wel het fotoscript genoemd. Dit fotoscript is een vereiste bij de goedkeuring van het radarsysteem. Het blok dat links, onderin, de foto staat wordt pas later toegevoegd. De waarden in het fotoscript dienen door de bedienaar te worden gecontroleerd, waarbij de gemeten snelheid, rijrichting en lane van belang zijn om de juistheid van de door het radarsysteem gemeten snelheid te beoordelen.
(…)
Ik snap de verwarring met betrekking tot het tekstblok links, waar immers een rijstrookaanduiding van 0 staat. Het radarsysteem kent echter geen rijstrook 0. De in dit blok aangegeven gegevens zijn door de fabrikant ingevuld. Als er goed naar dit blok gekeken wordt ziet men ook dat bij de locatie, niet een locatie is aangegeven, maar het merk en type van het meetsysteem. Dit blok heeft dus bij de beoordeling van de overtreding geen waarde en is, zoals reeds eerder aangegeven, niet zichtbaar voor de bed[i]enaar.
Alles i[n] ogenschouw nemende heeft de bedienaar een juiste waarneming gedaan en is de juiste overtreder geverbaliseerd."
10. Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting te twijfelen. Op basis van de gegevens in het zaakoverzicht in samenhang met de foto van de gedraging is aldus komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Het beroep tegen de inleidende beschikking wordt daarom ongegrond verklaard.
11. Nu de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie worden vernietigd, acht het hof termen aanwezig voor vergoeding van de door de betrokkene in beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep gemaakte proceskosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van het hoger beroepschrift en het indienen van een nadere toelichting.
12. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend en aan het indienen van een nadere toelichting een halve punt. De waarde per punt bedraagt per
1 januari 2018 € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 626,25 (= 2,5 x € 501,- x 0,5).