Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2.De vaststaande feiten
3.3. De vorderingen en de beslissingen in eerste aanleg
€ 269,12) aan huur heeft betaald en dat [appellant] haar ten onrechte de waarborgsom niet heeft terugbetaald. [appellant] heeft verweer gevoerd. Volgens hem is de huurovereenkomst niet per 1 april 2014 geëindigd omdat [geïntimeerde] de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd en ook geen sprake is geweest van beëindiging met wederzijds goedvinden. Bovendien heeft zij schade aan het gehuurde toegebracht en er in strijd met de huurovereenkomst samengewoond. In reconventie heeft [appellant] veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 1.345,60 (vijf maanden huur), te vermeerderen met rente en kosten gevorderd.
Nadat getuigen waren gehoord, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 26 juli 2016 overwogen dat [geïntimeerde] erin is geslaagd te bewijzen dat op 31 maart 2014 een einde is gekomen aan de huurovereenkomst tussen partijen. De kantonrechter wees de vordering in conventie toe, de vordering in reconventie af en veroordeelde [appellant] in de proceskosten in conventie en in reconventie.
4.De bespreking van de grieven
grief Ikomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis dat [appellant] de waarborgsom niet mag verrekenen met de schade die door [geïntimeerde] is veroorzaakt en evenmin met de navordering met betrekking tot de servicekosten. [geïntimeerde] heeft een flatscreentelevisie in het gehuurde beschadigd. Doordat zij in het gehuurde samenwoonde, waren de servicekosten veel hoger dan het in rekening gebrachte voorschot, aldus [appellant] .
Deze verklaring van [geïntimeerde] wordt naar het oordeel van het hof op cruciale onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [B] . Zij verklaart dat zij op 31 maart 2014 aanwezig was toen [geïntimeerde] de sleutels inleverde. [geïntimeerde] had haar gezegd dat de overeenkomst die dag zou worden "ontbonden". Volgens [B] heeft [geïntimeerde] de sleutels ook ingeleverd en gaf [appellant] aan dat [geïntimeerde] per direct weg moest. Volgens [B] zei [appellant] dat hij er klaar mee was en dat [geïntimeerde] de woning moest verlaten.
Het hof volgt [appellant] niet in diens betoog dat de verklaringen van [geïntimeerde] en [B] uiteenlopen, in die zin dat volgens [geïntimeerde] al eerder was afgesproken dat de huurovereenkomst zou worden beëindigd en volgens [B] deze afspraak pas op 31 maart 2014 is gemaakt. [B] verklaart over wat op 31 maart 2014 is voorgevallen, [geïntimeerde] ook over wat daaraan is voorafgegaan. [B] verklaart echter ook: "In mijn ogen wist dhr. [appellant] dat er sprake was van een afspraak voor dit gesprek". Dat sluit aan bij de verklaring van [geïntimeerde] dat de afspraak voor de tussentijdse beëindiging eerder is gemaakt en dat het gesprek op 31 maart 2014 de effectuering van die afspraak was. In dit verband is van belang dat zowel [B] als [geïntimeerde] verklaren dat [geïntimeerde] een schriftelijke beëindigingsovereenkomst bij zich, maar dat [appellant] die niet wilde tekenen.
heeft als getuige bevestigd dat hij op 31 maart 2014 de sleutels in ontvangst heeft genomen en tegen [geïntimeerde] heeft gezegd dat zij moest vertrekken ("wegwezen eruit"). Deze uitlatingen bieden veeleer steun voor de juistheid van de verklaring van [geïntimeerde] dat partijen een tussentijdse beëindiging waren overeengekomen. Niet valt in te zien waarom [appellant] de sleutels in ontvangst nam indien hij van mening was dat de huurovereenkomst nog voortduurde. [appellant] heeft ook niet verklaard dat hij bij het in ontvangst nemen van de sleutels kenbaar heeft gemaakt dat de huurovereenkomst volgens hem desondanks voortduurde. De verklaring van [appellant] biedt dan ook eerder steun aan de verklaring van [geïntimeerde] dan dat de verklaring van [geïntimeerde] erdoor wordt weersproken.
5.De beslissing
€ 759,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;