ECLI:NL:GHARL:2018:6600
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over hoofdverblijf van minderjarigen in het kader van echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende het hoofdverblijf van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], in het kader van een echtscheiding tussen de ouders. De ouders, [appellante] en [geïntimeerde], zijn in 2000 met elkaar gehuwd, maar hebben hun huwelijk in 2007 en opnieuw in 2014 ontbonden. Sinds medio 2017 verblijven de kinderen feitelijk bij [geïntimeerde]. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen voorlopig bij [geïntimeerde] zal zijn, wat door [appellante] in hoger beroep wordt bestreden. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om hun feitelijke verblijfplaats niet te wijzigen in afwachting van de bodemprocedure. Het hof bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter en overweegt dat de zorgen van [appellante] over de opvoedsituatie bij [geïntimeerde] niet voldoende zijn onderbouwd. De kinderbijslag voor de kinderen is inmiddels aan [geïntimeerde] toegewezen, en het hof ziet geen reden om van het eerdere oordeel af te wijken. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.