In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 14 augustus 2018, wordt de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis van de rechtbank Noord-Nederland besproken. De zaak betreft een geschil tussen twee ex-echtgenoten, [appellant] en [geïntimeerde], over het eigendomsrecht van een hotel-restaurant, gelegen aan de [a-straat 1] te [A]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [geïntimeerde] het hotel-restaurant van de erven [C] had gekocht, terwijl [appellant] ook aanspraak maakte op het eigendom. De rechtbank had in haar eindvonnis van 23 augustus 2017 geoordeeld dat [appellant] afstand had gedaan van zijn aanspraken, wat leidde tot een uitvoerbaar bij voorraadverklaring. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring, wat aanleiding gaf tot deze tussenuitspraak.
Het hof oordeelt dat er een belangenafweging moet plaatsvinden, maar dat dit momenteel niet mogelijk is door gebrek aan voldoende gegevens. Daarom wordt een comparitie van partijen gelast, waarbij beide partijen in persoon moeten verschijnen om hun standpunten verder toe te lichten. Het hof benadrukt dat de belangen van beide partijen zorgvuldig moeten worden gewogen, en dat de comparitie op korte termijn zal plaatsvinden om de procedure te bespoedigen. De beslissing over de kosten van het incident wordt gereserveerd voor de einduitspraak.