Het hof overweegt als volgt. De ouders verschillen van mening over het aantal vakantiedagen dat de kinderen bij de vader verblijven en over de vraag of een opbouw daarvan noodzakelijk is.
Het hof zal de door de rechtbank vastgestelde vakantieregeling bekrachtigen. Daarbij geldt dat, zolang de vader niet over andere woonruimte beschikt waar de kinderen kunnen overnachten, tijdens de vakanties de vader met de kinderen bij zijn ouders of in een vakantiewoning zal overnachten. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat zij, naast de zorgregeling voor de weekenden en de woensdag, gedurende een gedeelte van de (school)vakantieperiodes bij de vader kunnen verblijven. Door bij die vakantieperiodes aan te sluiten wordt, anders dan in het voorstel van de moeder waarbij wordt uitgegaan van een aantal dagen per jaar (niet gekoppeld aan de schoolvakanties), regelmaat en duidelijkheid geboden in de vakantieregeling.
Wat betreft (de opbouw in) het aantal vakantiedagen dat de kinderen achtereenvolgens bij de vader verblijven overweegt het hof verder, gehoord het advies van de raad en de GI tijdens de mondelinge behandeling, waarin het hof zich kan vinden, dat van belemmeringen waardoor de kinderen niet meerdere dagen aaneengesloten bij de vader kunnen overnachten, zoals de moeder stelt, niet is gebleken. Het hof volgt de moeder daarom niet in haar voorstel het aantal aaneengesloten overnachtingen van de kinderen bij de vader te laten afhangen van hun leeftijd.
Gelet op het door de moeder tijdens de mondelinge behandeling benoemde gedrag van [kind 2] nadat zij begin dit jaar bij de vader had gelogeerd (niet meer zindelijk, bang, aanhankelijk, veel aan de borst willen drinken), waardoor de moeder de kinderen vanaf maart 2018 niet meer bij de vader heeft laten logeren, hebben de raad en de GI wel een goede opbouw geadviseerd. De kinderen kunnen dan wennen aan een langer verblijf bij de vader met overnachtingen en zich voldoende veilig voelen. Het hof volgt dit advies. De moeder heeft nog aangevoerd dat [kind 2] niet langer dan een nacht kan overnachten bij de vader omdat zij soms nog om borstvoeding vraagt. Het hof houdt daar geen rekening mee nu de moeder niet heeft betwist het daartegen door de vader gevoerde verweer dat [kind 2] op geen enkele manier meer afhankelijk is van borstvoeding door de moeder. Het feit dat [kind 2] daar soms nog om zou vragen dient, mede gelet op de leeftijd van [kind 2] , niet in de weg te staan aan een zorgregeling met overnachtingen bij de vader.
Concluderend zal het hof de regeling van de rechtbank bekrachtigen. Welke opbouw passend is in het belang van de kinderen wordt aan de jeugdbeschermer overgelaten. De eerste vakantie zal de kerstvakantie zijn.