Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante2],
Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“(…)OverrenteAfstemming van de premie op de marktrente gebeurt via overrente (…). Dit heeft als voordelen voor u:(…)- geen indexeringskosten voor niet meer actieve verzekerden.(…)Overrente en pensioen over verstreken diensttijdBij de bepaling van de premie is rekening gehouden met een rendement van 4% per jaar. Het werkelijk gemaakte rendement is echter hoger. Karakteristiek voor de werkwijze van Centraal Beheer is, dat dit hogere rendement weer aan u wordt teruggegeven, wat een gunstige invloed heeft op de prijs. Dit gebeurt jaarlijks achteraf in de vorm van “overrente”. Het voordeel hiervan is voor u dat de overrente vrijkomt op het moment dat de pensioenen over de verstreken diensttijd verhoogd moeten worden.Bij het eindloonsysteem wordt bij een salarisstijging immers ook het pensioen over de verstreken diensttijd (de backservice) verhoogd. Na de door u gekozen leeftijd van 55 jaar wordt overgestapt op een opbouw-indexatie regeling.
“indexatie van premievrije bedragen”en even verderop:
“Opgebouwde premievrije rechten en ingegane pensioenen worden met inbegrip van al verleende toeslagen jaarlijks procentueel verhoogd conform de toeslagen regeling van verzekeraar op basis van resultaat van verzekeraar”.
“(…)Uw beleidsuitgangspunten op dit moment zijn:
geen indexeringsverplichtingen na uitdiensttreding of pensionering van een werknemer;(…)Voor uw werknemers:(…)- na ontslag een goede bescherming tegen geldontwaarding (voorkoming pensioenbreuk) omdat de al opgebouwde pensioenaanspraken min of meer waardevast blijven;(…).”
De regeling welke u schetst, blijft grotendeels geënt op de regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie (BPF). Om hieraan tegemoet te komen sturen wij u een compleet nieuwe offerte. (…)”
“(…)Rentewinstdeling
“Kunt u aangeven wat de opgebouwde premievrije rechten en ingegane pensioenen worden met inbegrip van al verleende toeslagen jaarlijks procentueel verhoogd conform de toeslagenregeling van verzekeraar op basis van resultaat van Centraal Beheer.Wat zou met het oog hierop een pensioen van f 10.000,= in 1985 in 1996 zijn inclusief de hiervoor genoemde toeslagen.”
“(…)Uit deze vergelijking blijkt dat Avéro zonder meer de beste aanbieding heeft.(…)WinstdelingAlle verschuldigde bedragen zijn gebaseerd op een rekenrente van 4%.
“(…)Algemeen
naarstig overleg gevoerd.
“(…)2 Wat is het commentaar van Centraal Beheer op Prometheus’ opmerking tav indexatie van reeds ingegane pensioenen en premievrije pensioenen.
“(…)2. Wij zijn het met Prometheus eens dat het winstdelingssysteem van AVERO uniek is. De indexatie van de premievrije- en ingegane verzekeringen vindt plaats op basis van solidariteit en wordt geput uit de overrente-opbrengsten van de gehele pensioenportefeuille. De indexatie wordt dus door AVERO geïnitiëerd en uniform op haar pensioenportefeuille toegepast. Voor een “eigen” indexeringsbeleid voor uw onderneming of een andere bestemming van deze overrente door uw onderneming is geen ruimte.
“(…)
“(…)Wij bevestigen de ontvangst van uw brief d.d. 2 mei 1997 en delen u mede, dat wij ons hieraan conformeren.Wel gaan we ervan uit, dat u de voor ons optimale waarde-overdracht zult bewerkstelligen.Uw gegevens zien wij met interesse tegemoet (…).”
De werkgever geeft door ondertekening van dit formulier opdracht aan Centraal Beheer om de collectieve pensioenregeling te starten (…)niet geheel volgens de aanbieding van 30 juni 1997De gewijzigde uitgangspunten zijn:(handgeschreven:)
met jaarlijkse affinanciering van de backservice (…)”
“Het doet ons genoegen dat u heeft besloten de pensioenverzekering voor uw werknemers, volgens onze aanbieding van 30 juni 1997, bij Centraal Beheer onder te brengen.
“Hierbij doen wij u onze bevestiging toekomen van de door u voor uw werknemers vanaf1 januari 1996 bij Centraal Beheer getroffen pensioenvoorziening.
“(…)Voor de werknemers is een collectieve pensioenregeling bij Centraal Beheer verzekerd.
“(…)Artikel 71. De door de verzekeraar te verlenen overrentekortingen, welke over de daarvoor in aanmerking komende premiereserve van de pensioenverzekeringen worden vastgesteld, worden door de verzekeringnemer ter beschikking van de verzekeraar gesteld.Deze bedragen zullen worden te goed geschreven op een bij de verzekeraar ten name van de verzekeringnemer geopende depotrekening.Om te voorkomen dat het depot een bovenmatig saldo bereikt of dat er een tekort ontstaat zal de vitaliteit van het depot eens in de 3 jaar worden getoetst aan de te verwachten omstandigheden.(…)Artikel 10(…)3. Bij beëindiging van de in deze pensioenpolis vastgelegde collectieve verzekeringsovereenkomst wordt de overeenkomst in die zin voortgezet met de verzekeringnemer dat de lopende verzekeringen, voor zover deze een premievrije waarde bezitten, premievrij worden gemaakt, één en ander met inachtneming van het in de verzekeringsvoorwaarden bepaalde.Indien de verzekeringnemer niet meer bestaat, wordt ter zake van deze premievrije verzekeringen de verzekerde als verzekeringnemer beschouwd.”
“(…)
“(…)Depotrekening
“(…)
“(…)10.(…)-Op de beleggingsrendementen van de beleggings- en productfondsen en de renterekening wordt 0,75% in mindering gebracht (…)
1 januari 2002. In deze - in een separaat document uitgewerkte - offerte komen op bladzijde 10 de volgende passages voor:
“(…)Overrente en pensioen over de verstreken diensttijdBij de bepaling van de premie is rekening gehouden met een rendement van 3% per jaar. Het werkelijk gemaakte rendement is echter hoger. Karakteristiek voor de werkwijze van Centraal Beheer Achmea is, dat dit hogere rendement weer aan u wordt teruggegeven. Dit gebeurt jaarlijks achteraf in de vorm van “overrente”. Het voordeel hiervan is voor u dat de overrente vrijkomt op het moment dat de pensioenen over de verstreken diensttijd verhoogd moeten worden.De investeringen voor de pensioenen over de verstreken dienstjaren kunnen (deels) betaald worden met de “overrente”, zodat u hiervoor geen nieuwe investeringen hoeft te doen. Hierdoor kunnen de investeringen in de latere jaren beperkt blijven.Het belang van de overrente wordt groter, naarmate voor een werknemer meer premie betaald is. De hoogte van de overrente is onder andere afhankelijk van de ontwikkeling van de marktrente en de inflatie.De exacte werking van deze overrentedeling kunt u lezen in de “Regeling van de overrentedeling”, een onderdeel van de voorwaarden die u bij deze offerte ontvangt (…).”
“(…)
1 januari 2002. Deze overeenkomst heeft enkel betrekking op werknemers van Oude Reimer B.V. die op 1 januari 2002 nog in dienst waren (alsmede op werknemers die na 1 januari 2002 met pensioen gaan en werknemers die na 1 januari 2002 om andere redenen hun dienstverband met Oude Reimer B.V. beëindigen).
“Tarief AP 1999/3 Regeling van de overrentedeling”ontvangen. In deze regeling komen - voor zover van belang - de volgende passages voor:
“De overrente over de (ten hoogste 9) beleggingstranches is gelijk aan de totale rentevergoeding over deze beleggingstranches verminderd met 3,25% van het totaalbedrag van die beleggingstranches.
In de afgelopen periode informeerden wij u over de aanpassingen van uw pensioenregeling die nodig waren door de invoering van de Pensioenwet. (…)
Hoofdstuk 11 Overgangsbepalingen
Wij hebben nog onvoldoende gelegenheid gehad om uw brief en de bijlagen te bestuderen, maar in ieder geval in uw brief en de bijlagen een aantal zaken aangetroffen waarmee wij niet akkoord gaan. Wij zullen u na verdere bestudering van uw brief en bijlagen verder berichten. Wij behouden ons alle rechten voor.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Ter vastlegging van onze relatie worden een pensioenpolis en een pensioenreglement opgesteld. Onze afdeling Reglementen en Overeenkomsten zal u binnen afzienbare tijd ontwerpen van deze stukken toezenden” en voorts dat zij de administratieve afhandeling binnen afzienbare tijd hoopt gerealiseerd te hebben, zodat de definitieve boekingsstukken en verzekeringsbewijzen voor de deelnemers toegestuurd konden worden (3.19). Dat laatste is gebeurd bij brief van Centraal Beheer van 28 november 1997 (3.20), waarin de pensioenpolis (de uitvoeringsovereenkomst), het pensioenreglement en een zevental andere stukken en voorwaarden zijn toegezonden, die blijkens de brief één geheel met de pensioenpolis vormen. De betreffende stukken zijn door de rechtbank, in hoger beroep onbestreden, gekwalificeerd als algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231 BW. Na ontvangst van de polis met de bijbehorende voorwaarden is de overeenkomst gedurende vele jaren op basis daarvan uitgevoerd, zonder dat van de zijde van Oude Reimer B.V. is geageerd tegen de toepasselijkheid daarvan. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat Oude Reimer B.V. in die omstandigheden de algemene voorwaarden stilzwijgend heeft aanvaard, althans dat Achmea daarop redelijkerwijs heeft mogen afgaan, zodat deze voorwaarden en de polis in beginsel de inhoud van de rechtsbetrekking tussen partijen bepalen. Dat Oude Reimer B.V. de inhoud van de voorwaarden niet kende, doet aan haar gebondenheid daaraan niet af (artikel 6:232 BW). Voor zover Oude Reimer c.s. zich beroept op de destijds geldende Regeling Informatieverstrekking aan verzekeringsnemers 1994 (RIAV 1994), waarmee uitvoering is gegeven aan artikel 31 en bijlage II van de Derde levensrichtlijn (Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992) geldt dat uit deze regeling geen verplichting voortvloeit om de verzekeringsvoorwaarden voor het sluiten van de overeenkomst te verstrekken, nu artikel 3 lid 2 bepaalt dat die informatie ook tegelijk met het afgeven van de polis kan worden verstrekt. Vaststaat dat Oude Reimer B.V. na het toezenden van de polis de overeenkomst niet heeft opgezegd. Het hof verwerpt het betoog van Oude Reimer c.s, dat een situatie als bedoeld in (de toelichting op) artikel 3 lid 2 RIAV zich hier niet voordoet (omdat de overeenkomst niet tot stand is gekomen door aanvaarding door Centraal Beheer), nu de regeling een dergelijk onderscheid niet maakt.
regeling van de overrentedeling”, zoals weergegeven onder 3.25. Partijen zijn het eens over de wijze waarop gedurende de eerste tien jaar van de looptijd van de pensioenverzekering de overrente wordt berekend (te weten op basis van het fictieve U-rendement). Hun geschil spitst zich toe op de berekeningswijze van de overrente voor de periode daarna, de restbelegging, die in de regeling wordt beschreven in de derde alinea onder nummer 3 onder het kopje “
Overrentedeling”. De desbetreffende passage luidt als volgt:
Het percentage overrente over de restbelegging is gebaseerd op het portefeuille-rendement. Dit portefeuille-rendement wordt jaarlijks op grond van de (beleggings)resultaten van het afgelopen jaar door Centraal Beheer vastgesteld en is minimaal gelijk aan het gemiddelde
conform de toeslagen regeling van verzekeraar op basis van resultaat van verzekeraar” (3.5). Ter onderbouwing van de onder c. genoemde omstandigheid verwijst Oude Reimer c.s. naar onder meer de offerte van Achmea van 14 oktober 1996, waarin bij de beschrijving van de Rentewinstdeling op p. 7 wordt vermeld: “
Vanaf het 11e jaar ontvangt u jaar voor jaar de werkelijke overrente die met al onze beleggingen wordt gemaakt.” (3.7). Over de laatstbedoelde passage is van de zijde van Achmea tijdens het pleidooi verklaard dat voor een leek als Oude Reimer B.V. niet kenbaar is dat met “al onze beleggingen” slechts de Algemene Portefeuille is bedoeld. Achmea erkent dat tussen partijen over de overrente over de restbelegging is gesproken in de onderhandelingen voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst, door haar als ‘vooroverleg’ aangeduid, maar zij stelt dat dit vooroverleg vooral zag op de historische ‘performance’ van Achmea met betrekking tot de overrentedelingsregeling, dat dit vooroverleg niet uitputtend was en dat de uitingen nadere invulling behoefden. Zij betwist dat er op dit punt afspraken zijn gemaakt of uitingen zijn gedaan die zouden meebrengen dat Oude Reimer c.s. de passage uit de Regeling aldus heeft mogen begrijpen, dat de overrente zou worden berekend op basis van de werkelijke overrente die met alle beleggingen van Achmea zou worden gemaakt.
vastlegging van de pensioenregeling” wordt voorts uitdrukkelijk vermeld dat de pensioenpolis (die dient ter vastlegging van de uitvoeringsovereenkomst UO96 tussen Centraal Beheer en Oude Reimer B.V.) één geheel vormt met (onder meer) het pensioenreglement. Als het gaat om de uitleg van de uitvoeringsovereenkomst UO96 in de relatie tussen Oude Reimer B.V. en Achmea komt dan ook betekenis toe aan (relevante) bepalingen uit het pensioenreglement en vice versa. Dit betekent dat voor zover Oude Reimer c.s. zich beroept op bepalingen uit het pensioenreglement in het kader van de uitleg van de uitvoeringsovereenkomst, ook voor de bepalingen uit het pensioenreglement het aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de daarin opgenomen bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
indien en voor zover toereikend”. Uit de tekst van dit artikellid moet dan ook in de verhouding tussen Oude Reimer B.V. en Achmea voldoende duidelijk zijn geweest dat partijen bedoelden een verhoging slechts plaats te laten vinden indien en voor zover het saldo van de depotrekening daarvoor toereikend zou zijn. In lid 3 wordt vervolgens bepaald dat de verhoging jaarlijks per 1 januari plaatsvindt en conform de daarin beschreven maatstaf (de stijging van het prijsindexcijfer). Oude Reimer B.V. moet in het licht van hetgeen partijen ook overigens in het kader van de uitvoeringsovereenkomst over en weer hebben verklaard, hebben begrepen dat het de bedoeling van Achmea als opsteller van het reglement was dat lid 3, dat volgt op lid 2, in samenhang daarmee zou worden gelezen. Ook indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de uitlatingen van Achmea ten tijde van het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst (en ten tijde van het opstellen van het pensioenreglement) bij Oude Reimer B.V. ten onrechte de - later onjuist gebleken – indruk hadden gewekt dat de in lid 3 bedoelde verhoging steeds uit de overrente gefinancierd kon worden, rechtvaardigt dat nog niet de conclusie dat, indien dat anders zou blijken te zijn, Achmea contractueel jegens Oude Reimer BV gehouden zou zijn om zelf voor financiering van onvoorwaardelijke jaarlijkse toeslagen zorg te dragen.
compleet nieuwe offerte” heeft toegestuurd, gebaseerd op de fax van 29 augustus 1996 van Oude Reimer B.V. waarin een aantal voor haar van belang zijnde punten is genoemd. Noch uit de offerte van 14 oktober 1996, noch uit de brief van 18 februari 1997 volgt dat er een garantie in de hiervoor bedoelde zin is afgegeven. In de offerte van 14 oktober 1996 wordt expliciet voorgesteld om een duidelijk omschreven regeling aan de indexatie ten grondslag te leggen en deze niet afhankelijk te maken van de ter beschikking gekomen overrente. Ook volgt die niet uit de in de brief van 18 februari 1997 algemene mededeling dat “
afdoende mogelijkheden” worden geboden om de pensioenen van de werknemers waardevast te houden. Bovendien zijn er door Centraal Beheer in de correspondentie en uitgewisselde stukken ook uitingen gedaan, waaruit volgt dat het niet gaat om een onvoorwaardelijke indexering(sgarantie). Verwezen wordt naar de brief van 30 juni 1997 (3.16), waarin onder het kopje “
Depotregeling” wordt vermeld dat de verstrekte overrente in de praktijk een belangrijk financieringsinstrument blijkt te zijn voor “
het zoveel mogelijk waarde vasthouden van de pensioenen”. Een en ander betekent dat het hof niet toekomt aan het bewijs van feiten of omstandigheden waaruit een van de tekst van de uitvoeringsovereenkomst UO96 (voldoende kenbare) afwijkende partijbedoeling zou kunnen volgen. Het bewijsaanbod van Oude Reimer c.s. op dit punt wordt daarom gepasseerd.
7.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, zij die stukken op de roldatum 2 oktober 2018 in het geding dient brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 18 september 2018, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;