Uitspraak
VT,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
€ 11.500,-. Declamed werd daarbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, mevrouw [B] (hierna verder: [B] ). Betaling van dat bedrag aan [geïntimeerde] door Declamed is uitgebleven. Declamed is op 18 juni 2013 in staat van faillissement verklaard.
€ 10.500 exclusief btw voor salaris J. [C] en € 1.600,- exclusief btw voor salaris mr. Van Dalen) in rekening gebracht in verband met begeleiding van [geïntimeerde] bij de surseance van betaling
grief 1van VT in het principaal hoger beroep, waarin het tegenovergestelde wordt betoogd - dat zonder zijn toestemming een procedure in hoger beroep is gevoerd wordt door het hof verworpen. In het licht van de in 3.2 genoemde feiten, gevoegd bij de omstandigheid dat VT onweersproken heeft gesteld dat met [geïntimeerde] de noodzaak van het voeren van verweer in hoger beroep is besproken toen bleek dat [B] hoger beroep had ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg en het feit dat [geïntimeerde] met mr. Van Dalen in de procedure in hoger beroep een comparitie van partijen heeft bijgewoond, heeft [geïntimeerde] zijn stelling onvoldoende onderbouwd. In zoverre is
grief 1 in het principaal hoger beroepterecht voorgesteld.
grief IIIbezwaar gemaakt tegen de afwijzing door de kantonrechter van zijn vordering tot schadevergoeding. Volgens [geïntimeerde] heeft VT te weinig gedaan om de vordering te incasseren. VT zou een aanbod van de advocaat van [B] om het in eerste aanleg toegewezen bedrag in depot te storten hebben afgewezen zonder overleg met [geïntimeerde] en aldus zijn tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht dan wel onrechtmatig hebben gehandeld. VT heeft tegen deze vordering gemotiveerd verweer gevoerd: naast een beroep op het ontbreken van verzuim aan haar zijde en schending van de klachtplicht (artikel 6:89 BW) voert zij aan dat [B] geen verhaal bood om de toegewezen vordering te voldoen, dat de deurwaarder vanwege agressie van de partner van [B] heeft afgezien van beslag op roerende zaken in de woning van [B] en dat in het licht van die omstandigheden geen serieus te nemen aanbod om een bedrag in depot te storten is gedaan, dat vervolgens door [B] gestand zou worden gedaan.
Grief III in het incidenteel hoger beroepfaalt.
grief 2 in het principaal hoger beroepdan ook terecht voorgedragen, nu de kantonrechter heeft geoordeeld dat in dossier geen opdracht is gegeven om een procureur in te schakelen. Om dezelfde reden slaagt
grief II in het incidenteel hoger beroepniet.
grief IV in het incidenteel hoger beroep. In het licht van het voorgaande slaagt deze grief. [geïntimeerde] is ten onrechte veroordeeld tot betaling van het bedrag van
€ 605,35.
grief 3 in het principaal hoger beroepmaakt VT bezwaar tegen de afwijzing van de vordering van € 15.745,13 betreffende werkzaamheden in het kader van de aan [geïntimeerde] verleende surseance van betaling. Het gaat daarbij gezien het gevorderde bedrag van € 15.745,13 enkel om de door VT zelf bestede uren: in de akte van 13 januari 2015 in randnummer 19 is uiteengezet dat VT 86,75 uren tegen een uurtarief van € 150,- exclusief btw heeft besteed, hetgeen resulteert in een bedrag van € 15.745,13 inclusief btw. Het gaat derhalve niet (meer) om de kosten van mr. Van Dalen die op de factuur van 11 oktober 2011 in rekening zijn gebracht; dan zou de vordering hoger zijn geweest.