Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
1. Werknemer mag alleen met schriftelijke toestemming van zijn werkgever voor, dan wel ten behoeve van, derden werken, indien het werk concurrerend is voor de bedrijfstak, zoals omschreven in artikel 6 van deze cao.
Werk voor derden
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
eerste griefricht [verzoeker] zich tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Volgens [verzoeker] heeft de kantonrechter ten onrechte niet als feiten aangemerkt:
grieven 3, 4 en 5zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake was van een dringende reden voor ontslag. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grief 6bestrijdt [verzoeker] het oordeel van de kantonrechter dat geen grondslag aanwezig is voor toekenning van een billijke vergoeding nu van een dringende reden voor ontslag sprake was. In
grief 8betwist [verzoeker] de juistheid van de beslissing van de kantonrechter het ontslag aan te merken als een regelmatig gegeven ontslag en op die grond de gevorderde vergoeding wegens onregelmatig ontslag af te wijzen.