In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die hem niet-ontvankelijk verklaarde in zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn had aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd omdat zijn auto zonder geldig parkeerbewijs was geparkeerd. Belanghebbende diende een bezwaarschrift in, maar dit was niet gemotiveerd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, wat door de rechtbank werd bevestigd. Belanghebbende stelde dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen, maar het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar hem wel degelijk de kans had geboden om zijn bezwaar te motiveren binnen de gestelde termijnen. Het Hof concludeerde dat de termijn van een week die in de brief van 19 juli 2017 werd geboden, niet onredelijk kort was, gezien de omstandigheden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.