ECLI:NL:GHARL:2018:9317

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.203.944
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Van Schuijlenburg
  • Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door officier van justitie wegens niet tijdig overleggen machtiging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 11 juli 2016 het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond heeft verklaard. De gemachtigde, mr. [A], heeft niet binnen de gestelde termijn een machtiging overgelegd in de procedure bij de officier van justitie, maar heeft verzocht om uitstel. De officier van justitie heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen recht op uitstel bestaat voor het herstellen van een verzuim. Het hof oordeelt dat de officier van justitie niet verplicht was om de indiener te horen, aangezien de hoorplicht niet is geschonden op basis van artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, die heeft geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gemachtigde heeft geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij namens de betrokkene beroep mag instellen tegen de inleidende beschikking. Het hof concludeert dat de bezwaren van mr. [A] niet slagen en dat de beslissing van de kantonrechter moet worden bevestigd. Het verzoek tot vergoeding van kosten wordt afgewezen.

Deze uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2018, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

WAHV 200.203.944
17 oktober 2018
CJIB 182051339
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 11 juli 2016
betreffende
mr. [A] ,
kantoorhoudende te [B] ,
beweerdelijk optredende namens
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [C] ,

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
Mr. [A] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat mr. [A] niet tijdig een machtiging heeft overgelegd.
2. Mr. [A] stelt dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij voert daartoe aan dat hij de officier van justitie om een nadere termijn had verzocht, zowel voor het indienen van een machtiging als voor het indienen van gronden, maar dat de officier van justitie dat verzoek ten onrechte en ongemotiveerd heeft gepasseerd. Voorts klaagt mr. [A] erover dat de officier van justitie aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd dat het beroepschrift niet alle vereiste gegevens bevat. Tenslotte stelt mr. [A] dat de hoorplicht is geschonden.
3. Met de kantonrechter stelt het hof vast dat de officier van justitie, onder andere wegens het niet overleggen van de gevraagde machtiging, het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof verstaat de door de officier van justitie gebezigde algemene overweging dat het beroepschrift niet alle vereiste gegevens bevat aldus dat mr. [A] (onder andere) geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij namens de betrokkene beroep mag instellen tegen de inleidende beschikking.
4. Voor zover mr. [A] stelt dat de officier van justitie hem een nadere termijn had moeten geven, vindt die stelling geen steun in het recht. Immers, de officier van justitie heeft bij brief van 19 augustus 2014 aangegeven dat de schriftelijke machtiging en de gronden van het beroep ontbreken en mr. [A] in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen vier weken te herstellen. Er bestaat geen recht op uit uitstel voor het herstellen van het verzuim. Het is mogelijk onzorgvuldig te noemen dat de officier van justitie in reactie op het verzoek om uitstel niet heeft meegedeeld dat geen uitstel wordt verleend, maar dit vormt geen aanleiding om diens beslissing, waaruit impliciet volgt dat het verzoek is afgewezen, te vernietigen (vgl. het arrest van het hof d.d. 28 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2932, rechtspraak.nl).
5. Er is niet binnen de gestelde termijn een machtiging verstrekt. De officier van justitie heeft het beroep derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. De officier van justitie kon, op de voet van artikel 7:17, aanhef en onder a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), er van af zien om de indiener van het beroep te horen (zie voormeld arrest van het hof van 28 maart 2018). De stelling dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden, gaat derhalve ook niet op.
6. De door mr. [A] aangevoerde bezwaren slagen derhalve niet. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd. Gegeven deze beslissing zal het verzoek tot vergoeding van kosten worden afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.