ECLI:NL:GHARL:2018:9662

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
200.156.223/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsverhouding en overeenkomst van opdracht in civiele zaak

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 6 november 2018, wordt een civiele zaak behandeld die voortvloeit uit een geschil over een overeenkomst van opdracht. De appellante, die een afslanksalon en schoonheidssalon exploiteerde, heeft een geschil met de geïntimeerde, een bedrijf dat zich richt op zakelijke dienstverlening en boekingswerkzaamheden voor artiesten. De geïntimeerde heeft facturen gestuurd voor onbetaalde werkzaamheden die zij voor de appellante heeft verricht, maar de appellante betwist het bestaan van een overeenkomst en de verrichte werkzaamheden. Het hof stelt vast dat de rechtbank in eerste aanleg geen overweging heeft gewijd aan haar bevoegdheid en het toepasselijk recht, maar dat de vordering onder de EEX-verordening valt. Het hof overweegt dat de appellante woonachtig was in Spanje, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 5 punt 1 van de verordening. De appellante heeft grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de geïntimeerde. Het hof oordeelt dat de geïntimeerde de plicht heeft om voldoende feiten te stellen die het bestaan van de overeenkomst van opdracht onderbouwen. De e-mailcorrespondentie tussen partijen wordt besproken, waarbij het hof concludeert dat er geen definitieve overeenkomst tot stand is gekomen. De zaak wordt aangehouden voor aktewisseling, waarbij de appellante in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de stellingen van de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht,
zaaknummer gerechtshof 200.156.223/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/129009/ HA ZA 13-240)
arrest van 6 november 2018
in de zaak van
[appellante],
wonende op een geheim adres,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. S.O. Roosjen, kantoorhoudend te Drachten,
tegen:
[geïntimeerde] h.o.d.n. Showbizz Agency,
wonende te [A] , Oostenrijk,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat voorheen: mr. Y. Baake, thans mr. B.R. Buul kantoorhoudend te Boxmeer.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 november 2014 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 15 december 2014;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met productie.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
De door de rechtbank onder 2 (2.1 tot en met 2.4) van het (bestreden) vonnis van 16 juli 2014 weergegeven feiten staan op zichzelf niet ter discussie, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2.2
Kort weergegeven gaat het geschil om het volgende. [geïntimeerde] oefent onder de handelsnaam Showbizz Agency een bedrijf uit dat zich richt op het aanbieden van specialistische zakelijke dienstverlening en het verrichten van werkzaamheden als boekingskantoor voor artiesten en evenementen. [appellante] exploiteerde in [B] tot 23 februari 2012 in een eenmanszaak een afslanksalon en schoonheidssalon onder de naam [C] . [D] , de toenmalige echtgenoot van [appellante] , stond in het Handelsregister ingeschreven als gevolmachtigde van de onderneming met ingang van 1 maart 2011. [geïntimeerde] heeft in de periode van 17 november 2011 tot en met 1 maart 2012 de volgende facturen verstuurd naar [C] , gericht aan [D] :
Factuurdatum omschrijving bedrag incl btw
- 17 november 2011 “Verichte werkzaamheden [E] € 11.900,-
Opening RTL 4 Party
Sponsoring 12 maanden vanaf 01-11-2011 tot
01-11-2012”
- 23 november 2011 “Verichte werkzaamheden week 46 November € 892,50
Volgens afspraak”
- 5 december 2011 “Verichte werkzaamheden week 48 November € 892,50
Volgens afspraak”
- 16 december 2011 “Verichte werkzaamheden week 50 € 892,50
Volgens afspraak”
- 1 maart 2012 “Verichte werkzaamheden € 10.202,29
27-01-2012 tot 24-02-2012
Volgens afspraak 1000,00 per week
Vliegticket
Gebruik KPN Mobiel (…)
Huur Auto Auriga Crown
Notaris machtiging Altea
Notaris Duitsland
Benzine onkosten
Gestort Geld
Licht Water Partida La Olla Spanje”
De facturen van in totaal € 24.779,79 zijn onbetaald gebleven.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd veroordeling van [D] en [appellante] tot
betaling van € 24.779,79, vermeerderd met rente, en tot betaling van € 1.210,- als
vergoeding voor door [geïntimeerde] gemaakte buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [D] en [appellante] in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij op grond van een overeenkomst van opdracht diverse werkzaamheden heeft verricht die onbetaald zijn gebleven.
3.2
[D] heeft verweer gevoerd en tegen [appellante] is verstek verleend.
3.3
De rechtbank heeft bij vonnis van 16 juli 2014 de vorderingen jegens [D] afgewezen omdat hij geen partij bij de overeenkomst is geweest. De rechtbank heeft [appellante] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 25.989,79 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2013 en de proceskosten van [geïntimeerde] , aangezien [appellante] de vorderingen van [geïntimeerde] niet heeft weersproken en het gevorderde bedrag de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
In deze zaak is sprake van een internationale rechtsverhouding. De rechtbank heeft in haar vonnis geen overweging gewijd aan haar bevoegdheid en het toepasselijk recht. Het hof overweegt dat de in eerste aanleg (met een kennelijk in 2013 uitgebrachte dagvaarding) ingestelde vordering valt onder het formele en materiele toepassingsgebied van de EEX-verordening (44/2001: Brussel-I) en de Nederlandse rechter, nu [appellante] woonplaats had in Spanje, rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 5 punt 1 Brussel-I. De rechtbank is voorts kennelijk uitgegaan van Nederlands recht als het toepasselijk recht. Daartegen is geen grief gericht, zodat ook het hof, waar het hoger beroep voortbouwt op het bestreden vonnis, Nederlands recht zal toepassen.
4.2
[appellante] heeft tegen het bestreden vonnis twee grieven aangevoerd. Deze leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor.
4.3
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij een overeenkomst met [appellante] is aangegaan en dat zij in dat kader diverse werkzaamheden heeft verricht voor [appellante] bestaande uit het aangaan van een sponsorcontract, het opzetten van een reclamecampagne en het (op verschillende wijzen) ondersteunen van de onderneming van [appellante] . De facturen waarvan [geïntimeerde] betaling vordert, zien volgens [geïntimeerde] op werkzaamheden die [geïntimeerde] in het kader van de overeenkomst van opdracht met [appellante] heeft verricht. Deze facturen zijn volgens [geïntimeerde] onbetaald gebleven. [appellante] betwist dat er een overeenkomst is gesloten en stelt dat ook onduidelijk is om welke werkzaamheden het zou gaan.
4.4
Op [geïntimeerde] als de partij die zich beroept op het bestaan van een overeenkomst van opdracht, rust de plicht om voldoende feiten te stellen waaruit volgt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en welke werkzaamheden [geïntimeerde] in dat kader zou verrichten.
4.5
[geïntimeerde] stelt dat uit de overgelegde e-mailcontacten blijkt dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan en welke werkzaamheden [geïntimeerde] zou verrichten. [geïntimeerde] wijst hiervoor onder andere op e-mails van 22 en 23 september 2011 met als onderwerp Tineke Show Bizz Agency Offerte’s. Ook wijst [geïntimeerde] op een e-mail van 20 oktober 2011 waarin [D] aan [geïntimeerde] schrijft:
“Ik meende dat we al akkoord waren gegaan met de advertentie Party, Apotheek & Gezond incl. de TV commercial.
Verder met [F] / [G] een contract waarbij de betaling maandelijks zou geschieden. Ik denk dat e.e.a. even op papier gezet moet worden wat we wel/niet afspreken met [F] en [G] . Verder doet [H] (Finesse) ook mee inzake Party en Apotheek/TV ed.”
4.6
Naar het oordeel van het hof kan uit de overgelegde e-mailcorrespondentie niet worden afgeleid dat tussen partijen al sprake was van een overeenkomst van opdracht. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Er is pas overeenstemming bereikt indien de aanvaarding van het aanbod inhoudelijk overeenstemt met het aanbod. Uit de e-mails van 22 en 23 september 2011 blijkt dat partijen nog geen overeenstemming hebben bereikt. De e-mail van [geïntimeerde] van 22 september 2011 aan [D] is, zoals blijkt uit het onderwerp in het mailbericht en uit de tekst
“(…) Hierbij de offertes (…)”een offerte met daarin wat [geïntimeerde] voor [appellante] zou kunnen regelen en voor welke prijs. [D] reageert hierop in de e-mail van 23 september 2011 met een aantal vragen en de mededeling dat hij het met [appellante] zal bespreken. Uit de e-mail van 20 oktober 2011 volgt dat er nog afspraken gemaakt moesten worden met [F] en [G] (artiestennaam [E] ) betreffende de sponsorcontracten. De laatste zinnen in die e-mail van 20 oktober 2011 zien volgens [geïntimeerde] slechts op details van de sponsorovereenkomst waarvoor nog nadere afspraken gemaakt moesten worden. [appellante] stelt zich op het standpunt dat het tot een definitieve overeenkomst niet meer is gekomen en dat ook een schriftelijk stuk met de afspraken ontbreekt. In reactie op deze stellingen van [appellante] voert [geïntimeerde] bij memorie van antwoord aan dat er daadwerkelijk nadere afspraken zijn gemaakt, waarbij is overeengekomen dat [F] en [G] gesponsord zouden gaan worden door [appellante] , waarna [F] en [G] daarvoor ook werkzaamheden hebben uitgevoerd, waaronder het figureren in advertentie(s) in Party, Apotheek & Gezondheid en een tv-commercial. Ook zijn [F] en [G] op [C] geweest en is aldaar een fotoreportage van hen gemaakt. [appellante] heeft [F] niet betaald, [G] is evenmin betaald. Daarnaast hebben [G] en [I] meegewerkt aan het maken van een fotoshoot in Den Haag en een promotiefilm van [C] die ook daadwerkelijk op tv is uitgezonden. [geïntimeerde] biedt in dat verband uitdrukkelijk aan de heer [J] van de productiemaatschappij die de promotiefilm heeft geproduceerd als getuige te horen. Ook [G] , [I] en [F] kunnen als getuige worden gehoord. [appellante] heeft dus daadwerkelijk gebruik gemaakt van de diensten van [I] , [F] en [G] . Indien dat niet met [geïntimeerde] overeengekomen zou zijn, dan zou de sponsorovereenkomst ook niet daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Niets daarvan is door [D] betaald. [geïntimeerde] heeft voor de medewerking van [I] aan haar wel € 1.500,- betaald uit het budget van de sponsorovereenkomst. Er is, aldus nog steeds [geïntimeerde] , geen enkele grond om de factuur van 17 november 2011 onbetaald te laten. [geïntimeerde] betwist dat met [G] de afspraak is gemaakt dat hij een schoonheidsbehandeling ter waarde van ongeveer € 5.000,- zou krijgen als tegenprestatie voor zijn werkzaamheden.
4.7
[appellante] heeft nog niet op deze stellingen van [geïntimeerde] kunnen reageren. Het hof zal alvorens verder te oordelen over de verschuldigdheid van de factuur van 17 november 2011 [appellante] in de gelegenheid stellen om bij akte op deze stellingen te reageren.
4.8
Ten aanzien van de facturen van 23 november 2011, 5 december 2011, 16 december 2011 en 1 maart 2012 overweegt het hof het volgende. Voor zover daarbij “volgens afspraak verichte werkzaamheden” zijn gefactureerd, zal het hof de vordering afwijzen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [appellante] , heeft [geïntimeerde] nagelaten ook maar enig inzicht te verschaffen in de in die periode verrichte werkzaamheden en de in dat kader gemaakte afspraken. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen als onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering komt het hof niet toe.
Ten aanzien van diverse posten op de factuur van 1 maart 2012 voert [geïntimeerde] aan dat zij deze bedragen heeft voorgeschoten (vliegticket, huurauto, brandstof, kosten levensonderhoud [appellante] ad € 2.650,- en notariskosten). Ook op de stelling dat [geïntimeerde] deze bedragen heeft voorgeschoten, mag [appellante] nog bij akte reageren.
4.9
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden in afwachting van de aktewisseling.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 4 december 2018voor akte aan de zijde van [appellante] als bedoeld in overweging 4.7 en 4.8;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, M.A.M. Vaessen en R.F. Groos, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2018.