Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“(…) Hierbij de offertes (…)”een offerte met daarin wat [geïntimeerde] voor [appellante] zou kunnen regelen en voor welke prijs. [D] reageert hierop in de e-mail van 23 september 2011 met een aantal vragen en de mededeling dat hij het met [appellante] zal bespreken. Uit de e-mail van 20 oktober 2011 volgt dat er nog afspraken gemaakt moesten worden met [F] en [G] (artiestennaam [E] ) betreffende de sponsorcontracten. De laatste zinnen in die e-mail van 20 oktober 2011 zien volgens [geïntimeerde] slechts op details van de sponsorovereenkomst waarvoor nog nadere afspraken gemaakt moesten worden. [appellante] stelt zich op het standpunt dat het tot een definitieve overeenkomst niet meer is gekomen en dat ook een schriftelijk stuk met de afspraken ontbreekt. In reactie op deze stellingen van [appellante] voert [geïntimeerde] bij memorie van antwoord aan dat er daadwerkelijk nadere afspraken zijn gemaakt, waarbij is overeengekomen dat [F] en [G] gesponsord zouden gaan worden door [appellante] , waarna [F] en [G] daarvoor ook werkzaamheden hebben uitgevoerd, waaronder het figureren in advertentie(s) in Party, Apotheek & Gezondheid en een tv-commercial. Ook zijn [F] en [G] op [C] geweest en is aldaar een fotoreportage van hen gemaakt. [appellante] heeft [F] niet betaald, [G] is evenmin betaald. Daarnaast hebben [G] en [I] meegewerkt aan het maken van een fotoshoot in Den Haag en een promotiefilm van [C] die ook daadwerkelijk op tv is uitgezonden. [geïntimeerde] biedt in dat verband uitdrukkelijk aan de heer [J] van de productiemaatschappij die de promotiefilm heeft geproduceerd als getuige te horen. Ook [G] , [I] en [F] kunnen als getuige worden gehoord. [appellante] heeft dus daadwerkelijk gebruik gemaakt van de diensten van [I] , [F] en [G] . Indien dat niet met [geïntimeerde] overeengekomen zou zijn, dan zou de sponsorovereenkomst ook niet daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Niets daarvan is door [D] betaald. [geïntimeerde] heeft voor de medewerking van [I] aan haar wel € 1.500,- betaald uit het budget van de sponsorovereenkomst. Er is, aldus nog steeds [geïntimeerde] , geen enkele grond om de factuur van 17 november 2011 onbetaald te laten. [geïntimeerde] betwist dat met [G] de afspraak is gemaakt dat hij een schoonheidsbehandeling ter waarde van ongeveer € 5.000,- zou krijgen als tegenprestatie voor zijn werkzaamheden.
5.De beslissing
dinsdag 4 december 2018voor akte aan de zijde van [appellante] als bedoeld in overweging 4.7 en 4.8;