In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2015, waarbij aan belanghebbende een belastingrente van € 56 was opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze belastingrente, maar de Inspecteur heeft het verzoek om herziening afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belastingrente ten onrechte in rekening is gebracht. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur geen belastingrente kon heffen, omdat de tweede voorlopige aanslag, die leidde tot de teruggaaf van het eerder betaalde bedrag, ambtshalve was opgelegd. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur verantwoordelijk is voor de fout die heeft geleid tot de belastingrente, en dat het zorgvuldigheidsbeginsel in deze situatie in het voordeel van belanghebbende moet worden toegepast. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de belastingrente verminderd, waarbij het bedrag van de belastingrente werd vastgesteld op een grondslag van € 51.976 verminderd met € 51.789.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opleggen van belastingrente en de verantwoordelijkheden van de Belastingdienst in het geval van fouten in het systeem. Het Hof heeft ook bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze beslissing.