ECLI:NL:GHARL:2019:1032

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
200.246.533/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenkomst in hoger beroep door vertegenwoordiger van opdrachtgevers na niet-ontvankelijk verklaring in eerste aanleg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een incident dat is opgeworpen door Ziut B.V., die in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van een aantal opdrachtgevers optreedt. In eerste aanleg was Ziut niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank Noord-Nederland, omdat zij de vorderingen in eigen naam had ingesteld, terwijl het in feite schadevergoedingsvorderingen van haar opdrachtgevers betrof. In hoger beroep heeft Ziut verzocht om tussen te mogen komen als vertegenwoordiger van deze opdrachtgevers.

Het hof heeft, onder verwijzing naar relevante rechtspraak van de Hoge Raad, geoordeeld dat Ziut q.q. (in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger) een belang heeft bij de procedure en dat zij zich kan voegen in het geding. Het hof heeft vastgesteld dat Ziut regelmatig facturen indient bij TVM Verzekeringen N.V. voor schadevergoeding, maar dat TVM slechts 80% van deze facturen betaalt, wat aanleiding gaf tot het geschil. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Ziut niet-ontvankelijk was, maar het hof heeft nu de vordering tot tussenkomst toegewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat Ziut q.q. is toegestaan om tussen te komen in de zaak van Ziut (pro se) tegen TVM. De kosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van antwoord, waarbij het hof geen aanleiding ziet voor Ziut q.q. om een aanvullende akte of memorie in te dienen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.246.533/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 118584)
arrest van 5 februari 2019 in het incident dat is opgeworpen door
Ziut B.V., in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van een aantal (publiekrechtelijke en privaatrechtelijke) rechtspersonen,
gevestigd te Arnhem,
hierna:
Ziut q.q.,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel, kantoorhoudend te Amsterdam,
in de zaak van
Ziut B.V.pro se,
gevestigd te Arnhem,
hierna:
Ziut,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
TVM Verzekeringen N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
geïntimeerde,
tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
TVM,
advocaat: mr. H.J. Arnold, kantoorhoudend te De Haag.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 21 juni 2017 en 23 mei 2018 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de appeldagvaarding van Ziut van 20 augustus 2018;
- de memorie van grieven tevens incidentele conclusie tot tussenkomst en akte vermeerdering (grondslag) eis van 4 december 2018 (met producties);
- de antwoordconclusie in het incident van 18 december 2018 van TVM.
2.2
Partijen hebben de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident. Arrest is bepaald op heden.

3.De beoordeling in het incident

3.1
Ziut is een onderneming die onder meer beschadigde lichtmasten herstelt voor gemeenten en andere opdrachtgevers. De opdrachtgevers van Ziut hebben vaak een vordering uit schadevergoeding op de WAM-verzekeraar van de veroorzakers van de beschadigingen. TVM is één van de verzekeraars tot wie Ziut zich regelmatig wendt ter inning van de schadevergoedingen. Vanwege een verschil van inzicht over de hoogte van de door Ziut ingediende facturen, betaalt TVM al enige tijd niet meer dan 80% van de door Ziut bij haar ingediende facturen.
3.2
In eerste aanleg heeft Ziut gevorderd dat TVM wordt veroordeeld tot betaling van het onbetaald gelaten deel van de factuurbedragen (€ 147.398,71) met nevenveroordelingen.
3.3
De rechtbank heeft Ziut niet-ontvankelijk verklaard, omdat Ziut de vorderingen in eigen naam heeft ingesteld terwijl het schadevergoedingsvorderingen van haar opdrachtgevers zijn.
3.4
Ziut q.q. vordert in het incident om te mogen tussenkomen om de vorderingen ook in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van de desbetreffende schadelijdende opdrachtgever in te stellen, voor zover Ziut jegens TVM geacht moet worden niet bevoegd te zijn in eigen naam op te treden. Een lijst van de betreffende opdrachtgevers is als productie 36 bij de memorie van grieven in het geding gebracht.
3.5
TVM heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof in het incident. In de memorie van grieven is vermeld dat Ziut (pro se) zich eveneens refereert aan het oordeel van het hof, zodat geen akte uitlating incidentele vordering aan de zijde van Ziut meer nodig is.
3.6
Het hof overweegt dat op grond van art. 217 Rv ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. Op grond van art. 353 Rv is deze bepaling van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.
3.7
Voor het aannemen van belang als bedoeld in art. 217 Rv moet blijken van een belang van Ziut q.q. om benadeling of verlies van een haar toekomend recht te voorkomen (HR 14 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2833). Op grond van hetgeen door Ziut q.q. in dit incident is aangevoerd, neemt het hof het bestaan van dit belang aan. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 april 1993 (ECLI:NL:HR:1993:ZC0919) volgt verder dat de eisende partij die in de loop van een procedure alsnog mede als gevolgmachtigde van een derde wenst op te treden, zich in die hoedanigheid in de procedure kan voegen.
3.8
Gelet hierop kan de incidentele vordering worden toegewezen. Om het dictum niet onnodig ingewikkeld te maken, zal het hof in het dictum voorbij gaan aan subsidiaire karakter van de incidentele vordering. Het is aan de combinatie van het hof die de hoofdzaak behandelt om te bepalen of, en zo ja in hoeverre, de vorderingen van Ziut dan wel van Ziut q.q. jegens TVM toewijsbaar zijn.
3.9
Aangezien geen der partijen kan worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij, zullen de kosten van het incident worden gecompenseerd, in die zien dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.1
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen. Gelet op de inhoud van de memorie van grieven is er geen aanleiding om Ziut q.q. een akte of memorie te laten nemen.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
staat Ziut q.q. toe om tussen te komen in de zaak van Ziut (pro se) tegen TVM;
compenseert de kosten van het incident, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
19 maart 2019voor memorie van antwoord.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen, en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 februari 2019.