Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Almere(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de parkeercontroleur constateerde dat het voertuig van belanghebbende geparkeerd stond zonder dat er betaald was voor de parkeerbelasting. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij en zijn dochter slechts onmiddellijk in- en uitstapten, wat volgens de wet geen parkeren zou zijn. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 3 oktober 2019 werd het bewijs van de parkeercontroleur besproken, die verklaarde dat hij belanghebbende niet had zien uitstappen of de winkel inlopen. Het Hof oordeelde dat de bewijslast bij belanghebbende lag om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake was van onmiddellijk in- en uitstappen. Het Hof concludeerde dat de verklaringen van belanghebbende niet voldoende waren om de verklaring van de parkeercontroleur te weerleggen. Het Hof stelde vast dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er uitsluitend handelingen van in- en uitstappen plaatsvonden, en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 december 2019.